Honderd jaar geleden verscheen De Toverberg van Thomas Mann, die ter gelegenheid van dit jubileum opnieuw is uitgegeven. De Toverberg is een van de belangrijkste romans van de vorige eeuw – en zeer relevant voor de geneeskunde; Arko Oderwald, emeritus-hoogleraar literatuur en geneeskunde, noemt het een onmisbare leeservaring voor iedere arts [1,2]. De relatie met de psychiatrie blijft daarentegen relatief onderbelicht. Wat kan de psychiatrie nog leren van dit honderd-jaar oude boek?
Het verhaal van De Toverberg is lang, maar laat zich kort samenvatten. Hans Castorp, een 23-jarige net afgestudeerde jongeman, bezoekt voor drie weken zijn zieke neef in een sanatorium. Dat drieweekse bezoek duurt wat langer dan gepland; Hans blijft er uiteindelijk zeven jaar. Zo’n lang verblijf is opvallend; nog opvallender is dat Hans helemaal niet zo ziek lijkt. Juist die eigenaardigheid maakt het boek interessant voor de psychiatrie. Ik licht een aantal punten uit.
Psychologische factoren en ziektewinst
De Toverberg toont ten eerste een verrassend hedendaags model van ziekte, waarin de context cruciaal is, en psychologische factoren onlosmakelijk verbonden zijn met lichamelijke. Dit model benadrukt de overlap tussen de psychiatrie en andere medische disciplines. Daarnaast illustreert Thomas Mann het concept secundaire ziektewinst op een invoelbare en niet-veroordelende manier. Wanneer je in een instelling terecht komt, rijst vanzelf de vraag: hoe gezond is gezond genoeg?
Angst voor ziekte speelt een belangrijke rol in Hans Castorps overgang van gezonde bezoeker naar vaste inwoner van het sanatorium. Wanneer hij voor het eerst zijn temperatuur meet – 37,6 graden – denkt hij aan ‘koorts ten gevolge van een infectie’. Dokter Behrens, hoofdarts van het sanatorium, bevestigt deze angst met zijn ‘vonnis’: ‘wanneer u daar beneden op deze manier verder gaat, mijn beste, dan gaat voor u het weet uw hele longkwab naar de bliksem’.
In Hans’ definitieve acceptatie van zijn status als zieke, waar hij overigens veel comfort in lijkt te vinden, spelen verschillende factoren een rol. Centraal staat Hans’ angst om zijn volwassen leven te beginnen. Vóór zijn aankomst in het sanatorium is Hans een zoekende jongeman, eenmaal daar vindt hij zijn identiteit: hij is patiënt. Daarnaast kunnen zijn verliefdheid op medepatiënte Clawdia en de ziekte van zijn neef bijdragen aan zijn wens om te blijven. De duidelijke structuur en comfortabele omgeving van het sanatorium (vijf maaltijden per dag!) bieden ongetwijfeld ook een zekere aantrekkingskracht.
De effecten van een langdurige opname
Ten tweede toont De Toverberg de effecten van een langdurige opname, en geeft het daarmee een mooie illustratie van relatief abstracte concepten zoals hospitalisatie, afhankelijkheid en vervreemding [3]. Dit is leerzaam voor psychiatrische hulpverleners, aangezien de nadelen van een (langdurige) opname vaak lastiger concreet te maken zijn dan de voordelen.
In plaats van zijn leven als afgestudeerd jongeman voort te zetten, raakt Hans Castorp namelijk steeds meer gehecht aan – en afhankelijk van – het leven in het sanatorium. Zelfs als lezer vergeet je gaandeweg dat er nog een normaal leven ‘beneden’ bestaat. Het beeld van de berg benadrukt bovendien het isolement, afgesloten van ontwikkelingen in de buitenwereld. Langzaam verdwijnt de bredere maatschappij steeds verder uit zicht, en daarmee ook de optie tot terugkeer.
Daarnaast laat de roman zien hoe een langdurige opname iemands tijdsbeleving kan verstoren. In het sanatorium lijken alle dagen op elkaar, en verstrijkt de tijd ongemerkt. Zo krijgt Hans bij aankomst bijvoorbeeld lachend te horen dat de drie weken die hij van plan is om te blijven, voor de bewoners slechts als één dag voelen.
Reflecties op ziekte en gezondheid
Ten derde bevat De Toverberg een grote verscheidenheid aan reflecties over de betekenis van ziekte en onze verhouding daartoe, die verrassend goed aansluiten bij het nog altijd levendige debat over de aard van psychische stoornissen. De spanning rondom de grens tussen ziekte en gezondheid, en de rol van biologische tot psychologische en existentiële factoren, worden uitgebreid belicht en bieden waardevolle stof tot nadenken.
Zo stelt dokter Krokowski, tweede arts van het sanatorium en psychoanalyticus, dat Hans’ lijden vooral psychologisch en existentieel van aard is. Hans blijft zijn ziekte, net als dokter Behrens, vooral vanuit een biologisch perspectief zien. In de talloze gesprekken met medepatiënten Settembrini (een humanist met een rationele benadering van ziekte) en Naphta (een reactionair met een fatalistische visie) komen bovendien uiteenlopende ideeën over ziekte, gezondheid en mens-zijn naar voren. Settembrini benadrukt bijvoorbeeld voortdurend het belang van autonomie en adviseert Hans om daarom het sanatorium zo snel mogelijk te verlaten.
De diagnose van Hans Castorp
Tot slot vestigt de beschrijving van Hans Castorps lijden de aandacht op psychosomatiek en functionele stoornissen. Een gebied dat recentelijk meer wetenschappelijke aandacht krijgt en in opmars is binnen de psychiatrie.
Want aan welke ziekte lijdt Hans precies? Hoewel het diagnostisch label van een romanpersonage misschien niet het meest relevante aspect is, is het toch interessant om hierbij stil te staan. Hans lijkt, net als veel andere patiënten in sanatoria, geen tuberculose te hebben. Gedurende het boek vertoont hij wel uiteenlopende klachten, zoals vermoeidheid, hartkloppingen en het verlies van smaak in zijn sigaar [4]. Toentertijd zouden de symptomen van Hans Castorp als neurasthenie omschreven worden – zoals die van veel mensen in sanatoria [4]. Rond de eeuwwisseling was neurasthenie een populaire diagnose om ‘zenuwuitputting’ door de hoge eisen van de moderne samenleving te beschrijven; dit uitte zich in vermoeidheid en verschillende lichamelijke klachten [5].
Neurasthenie is tegenwoordig verdwenen als classificatie, maar soortgelijke symptomen blijven relevant. We zouden Hans’ klachten nu als functioneel of psychosomatisch beschouwen, en mogelijk een somatisch-symptoomstoornis, aanpassingsstoornis of burn-out vaststellen. Deze diagnostische vragen illustreren hoe onze psychologische verklaringen historisch bepaald zijn – en ons niet altijd dichter bij een werkelijk begrip van iemands lijden brengen.
Conclusie
Kortom, hoewel De Toverberg inmiddels een eeuw oud is, biedt deze roman nog verrassend actuele en relevante inzichten voor de psychiatrie. De complexe beschrijving van Hans Castorps lijden, waarin lichamelijke, psychologische en existentiële factoren nauw met elkaar verweven zijn, maakt dit boek tijdloos.
De Toverberg komt natuurlijk pas echt tot leven wanneer je het boek zelf leest, niet door erover te lezen. Laat dit artikel daarom vooral een aansporing zijn om dit fascinerende en veelzijdige boek te ontdekken – of te herontdekken.
Literatuur
- Nederlands Tijdschrift voor Literatuur en Geneeskunde. 2024, 6.
- Medisch Contact. (2011). Beter dokteren door de Toverberg. https://www.medischcontact.nl/arts-in-spe/nieuws/ais-artikel/beter-dokteren-door-de-toverberg
- Abram, H. S. (1971). The psychology of physical illness as portrayed in Thomas Mann’s The Magic Mountain. Archives of Internal Medicine, 128(3), 466-468.
- Boer, F. (2024). De zwakke zenuwen van Hans Castorp. Nederlands Tijdschrift voor Literatuur en Geneeskunde, 6, 22-26.
- Taylor R. E. (2001). Death of neurasthenia and its psychological reincarnation: a study of neurasthenia at the National Hospital for the Relief and Cure of the Paralysed and Epileptic, Queen Square, London, 1870-1932. The British journal of psychiatry : the journal of mental science, 179, 550–557.