“De ziel van het vak” heet het recent verschenen boek onder redactie van Erwin van Meekeren en Jan Baars (Boom Uitgevers Amsterdam, 2015). Ik mocht dit boek recenseren voor De Jonge Psychiater. Het boek heeft als ondertitel “Over contact als kernwaarde in therapie”, en daar gaat inderdaad het hele boek over. In 37 goed leesbare hoofdstukken worden diverse aspecten beschreven van de psychotherapeutische relatie; het contact dat we met patiënten maken, hoe we dit contact versterken, instand houden, en hoe we dit contact (indien dat mogelijk en/of gewenst is) op een gegeven moment proberen te beëindigen. Dit laatste aspect (termineren van een psychotherapie) komt er overigens met maar één hoofdstuk wat bekaaid vanaf.
Ik vond het boek de moeite waard om te lezen. Maar liefst 31 gerenommeerde collegae (merendeel psychiaters en psychologen) beschrijven op een zeer persoonlijke wijze hun eigen (praktische) ervaringen met het omgaan met patiënten. Soms wordt een theoretisch kader kort toegelicht. Telkens nét voldoende. Het boek beoogt m.i. niet een leerboek te zijn. Het is eerder een rapportage door ervaren clinici, waarbij het willen delen van de compassie voor het werken met mensen met psychiatrische problemen er vanaf spat. Knap gedaan. Elk hoofdstuk is nét lang genoeg, en het leest daardoor als een trein. Heel af en toe bekroop me een lichte irritatie vanwege iets teveel ‘therapeutengepraat’ (ook worden de termen ‘cliënt’ en ‘patiënt’ afwisselend gebruikt, evenals de termen ‘psychiatrie’ en ‘GGZ’; de redactie was er kennelijk niet helemaal uit welke terminologie het meest eenduidig gebruikt kon worden). Echter, op veel andere momenten ervoer ik grote waardering voor de auteurs vanwege de herkenning in de manier waarop zij de verschillende aspecten beschrijven van het aangaan van contact met patiënten.
Ik werd geactiveerd door de uitspraak: “Wat de ziel van je vak is, is altijd een relevante vraag, maar in een tijd waarin er veel zorgen zijn over de ontwikkelingen in de (geestelijke) gezondheidszorg wordt deze vraag urgent.” Hoewel ik deze uitspraak wel begrijp, is het toch triest dat dit een aanleiding zou moeten zijn voor zo’n mooi ervaringenboek. Een boek zoals dit is de moeite waard voor iedereen die dagelijks patiënten spreekt en behandelt. Voor de beginner biedt het veel praktische aangrijpingspunten en geruststelling. Voor de meer ervaren psychiaters en psychotherapeuten geeft het boek een prachtige en diverse inkijk in de praktijk van veel andere psychiaters en psychotherapeuten. Dit geeft veel herkenning en daarom is het m.i. ook erg leerzaam. Waarom moet de huidige ‘crisis’ binnen de GGZ een startpunt zijn voor dit boek? Practice-based kennisoverdracht kan, móet m.i. zelfs, altijd helpen om je eigen kennis en vaardigheden te verbeteren, en dit praktisch geschreven boek helpt daarbij.
Warmer werd ik van: “Verabsolutering van de medisch-objectiverende benadering (bijvoorbeeld in de opvatting: psychiatrische stoornissen zijn hersenziekten) waardoor unieke patiëntenverhalen sterk aan relevantie inboeten (de patient is slechts een drager van symptomen), geeft de paradox een tragisch karakter. Want elke absolutering bevat een kern van waarheid die door de verabsoluting vernietigd wordt. Als psychiaters zich niet meer realiseren dat patiëntenverhalen aan de basis liggen van de psychiatrie raken zij praktisch en wetenschappelijk op een dood spoor; dan gaat de psychiatrie verder als subspecialisatie van de neurologie.” Daar gaat het om! In de huidige tijd van evidence-based, doelmatigheidgestuurd, richtlijngestuurd, kostengestuurd en daardoor (kennelijk noodzakelijkerwijze) managersgestuurde zorg, is het essentieel dat professionals zich blijven realiseren dat het unieke patiëntenverhaal het uitgangspunt moet zijn bij diagnostiek en behandeling. Ook farmacotherapie en ECT kunnen niet ingezet worden zonder notie van het individuele verhaal van de patient, en dan pas plaatsvinden nadat er sprake is geweest van een adequaat opgebouwde therapeutische relatie. Dit boek houdt hiervoor een sterk pleidooi. Een menselijke (en dus ook een therapeutische) dyadische relatie ontstaat niet volgens een richtlijn, bepaalt zelf de doelmatigheid ervan gegeven de omstandigheden, kost inspanningen van zowel de patient als de professional, en verdraagt meestal bij de opbouw ervan geen interveniëren door een derde partij (zoals een manager). Opdat wij dat als psychiaters maar goed voor ogen houden!