In zekere zin zou je J.M.A. Biesheuvel de grondlegger van de recent in zwang gekomen ervaringsdeskundigheid kunnen noemen. In een tijd lang voor ervaringsdeskundigheid als zodanig uitgevonden was schreef Biesheuvel openlijk en zonder stigma over zijn ziekte (bipolaire stoornis) en zijn leven in de GGZ. Renate Rubinstein schreef dan ook ooit terecht: “Biesheuvel heeft voor gekken gedaan wat Gerard Reve voor homo’s deed.” Biesheuvel schreef veel over zijn geestesziekte, maar zeker niet al zijn werk ging hierover.
“Acht jaren geleden achtte men het voor de eerste maal dienstig mij naar een gekkenhuis te brengen.”
Onlangs verscheen een nieuwe verhalenbundel van Maarten Biesheuvel (nu 79 jaar oud) en ter ere daarvan verscheen hij – samen met zijn echtgenote – weer eens in de media, zoals begin oktober bij De Wereld Draait Door of in een prachtig interview in de Volkskrant. Overigens zorgde laatstgenoemde interview ervoor dat die andere grote Maarten uit de literatuur (’t Hart) en goede vriend van weleer na 15 jaar weer contact zocht met Biesheuvel. Het gaat met name de laatste twee jaar niet goed met Biesheuvel en hij was afgelopen periode maandenlang opgenomen. Zijn vrouw Eva, die hem zo’n zestig jaar kent, heeft – geïnspireerd door deze opnames – voor deze bundel de meest lezenswaardige verhalen, die nu juist wél gaan over psychiatrische ziekte en verblijf in een psychiatrische instellingen gebundeld. ‘Verhalen uit het gekkenhuis’ dus. Wellicht een titel die anno 2018 door sommigen als stigmatiserend zal worden geïnterpreteerd, maar het bekt absoluut beter dan iets als ‘gedeeltelijk fictieve vertellingen uit de ggz-instelling’.
Hoewel het oeuvre van Maarten Biesheuvel bijzonder rijk is, is het, ten gevolge van zijn lichamelijke en psychische achteruitgang, toch al langere tijd nauwelijks meer gegroeid. En ook in deze nieuwe bundel staan weinig nieuwe, niet eerder gepubliceerde verhalen. Het drietal brieven (waarvan twee gericht aan Karel van het Reve), de toespraak uit het voorprogramma van het Boekenbal 2015 en een zestal (zeer) korte verhalen (waarvan vier echt nooit eerder gepubliceerd). Dit ongepubliceerde werk is leuk en zeker de moeite, maar het zwaartepunt van de bundel ligt bij de bekendere verhalen (denk aan ‘De heer Mellenberg’, ‘De wereld moet beter worden’, ‘De angstkunstenaar’, ‘Een overtollig mens’)
“’Mag ik me even voorstellen?’ vroeg ik bedeesd, ‘ik ben God, Jezus en de Messias.’ ‘En ik ben Piet Mellenberg,’ antwoordde hij, ‘ ik hoop dat je gauw beter wordt, want er is nooit een Messias geweest en er zal er nooit een zijn.’”
Ondanks dat de bundel zoals gezegd weinig nieuw werk van Biesheuvel zelf bevat, heeft de bundel wel degelijk nieuws- en meerwaarde. Allereerst is er de voor de hand liggende kracht van het bundelen van alle verhalen binnen één. Het voorwoord van Eva Biesheuvel en het interview met Biesheuvels voormalig psychiater (en in de loop der tijd vriend geworden) Andy Lamelijn, maken het af. Lamelijn toont zich kenner van de literatuur in het algemeen en het werk van zijn vriend en voormalig patiënt in het bijzonder. Leuk en inzichtgevend over Biesheuvels creatieve proces en de dichterlijke vrijheid is de anekdote over hoe een aan Biesheuvel vertelde anekdote over een familievakantie van Lamelijn verwerd tot een kort verhaal (‘Hoe mijn psychiater aan zijn kleine wonderbibliotheek is gekomen’). Het interview, waarschijnlijk weloverwogen achterin het boek, nodigt uit tot herlezen.
“Wij praten nu al jaren over mijn moeder, of liever over de band tussen mijn moeder en mij, het schijnt dat daar alles wat er bij mij verkeerd zit, op terug te voeren is”
Biesheuvel schrijft creatief, absurdistisch en literair en fascineert (mooi is bijvoorbeeld ‘Regen’ waarin hij al ijsberend, gederealiseerd zijn dood beschrijft. “Soms, als ik erg gelukkig ben, wil ik maar meteen dood gaan”). Bovendien schetsen zijn verhalen, en dat valt des te beter op in deze bundel, tussen de regels door een haast romantisch beeld van een GGZ die niet meer bestaat (Biesheuvels eerste opname was ruim 50 jaar geleden). Een GGZ die jongelingen als ik nooit gekend hebben en zonder verhalen als die van Biesheuvel niet snel zouden kunnen leren kennen. Een GGZ waarin de ene helft van de patiënten op therapeutische basis creatieve werken maakte, die vervolgens door de andere helft van de patiënten op evenzo therapeutische basis werden vernietigd en verbrand (‘De heer Mellenberg’ of ‘Paviljoen E’). Maar ook een GGZ waarin wekenlange separatie met dagelijkse i.m. medicatie aan de orde van de dag was. Vervlogen tijden.
“En zoudt u de gekken van de grote zaal een eigen waterkraan willen geven? Nu komen ze alsmaar drinken uit de pot van de wc naast mijn cel. Ze trekken door en drinken. Ook gekken kunnen ’s nachts dorst hebben.”
Mooi om te lezen is zoals gezegd ook de optimistische en liefdevolle inleiding van vrouw Eva (zie ook het eerder genoemde interview uit de Volkskrant), die als bonus enkele van de recente korte briefjes van Biesheuvel aan haar bevat (waarin ze gevousvoyeerd wordt omdat Biesheuvel niet kon schrijven door zijn tremor en de brieven dicteerde aan een medepatiënt).
“Lieve Eva. Gisteren heb ik u gemist. Toch hoop ik dat u een leuke dag heeft gehad zonder mij.”
Al met al is ‘Verhalen uit het gekkenhuis’ een mooie en (soms tussen de regels door) ook interessante bundel met veel mooie verhalen over ziekte, gezondheid en de psychiatrie van weleer (en de romantiek ervan). Wellicht niet helemaal Biesheuvel op zijn állerbest, maar wel een bundel die, ook door de inleiding van zijn vrouw en de uitleiding door zijn voormalig psychiater, fascineert en boeit. Niet alleen naar zijn (andere) verhalen, maar ook juist naar de mens erachter (zoals die bijvoorbeeld emotioneel een brief aan zijn vader voorleest (Youtube). Zowel voor wie nog niet (zo) bekend is met zijn werk als voor de doorgewinterde lezer de moeite waard.
“’Houdt u even uw mond, de telefoon gaat.’
‘Ja dokter.’”
Verhalen uit het gekkenhuis
J.M.A. Biesheuvel
ISBN 9789492754059
320 pagina’s