Het principe is simpel: een gezellig groepje assistenten psychiatrie dat af en toe samenkomt om een boek te bespreken dat ze allemaal gelezen hebben. En dan liefst een boek met een psychiatrisch thema.
Niet om nogmaals droge wetenschappelijke literatuur te moeten lezen, maar om van fictie, faction of een biografie te kunnen proeven en bespreken wat het met ons doet als persoon. In deze COVID-19 tijden waren we dan wel gebonden aan ons computerscherm en niet gezellig op café, maar dat hield ons niet tegen.
Boek: Het absurde idee je nooit meer te zien – Rosa Montero
Het derde boek werd gesuggereerd door Astrid en is opnieuw geen klassieke roman, maar eerder een mengeling tussen biografie en autobiografie. De schrijfster beschrijft de periode in haar leven waarin ze haar echtgenoot aan kanker verliest, en trekt hierbij parallellen met het dagboek dat Marie Curie bijhield na de dood van haar man.
De cover roept bij de leden een soort nostalgie op, omwille van de retro stijl. De ene persoon associeert het met een angstig gevoel, omdat je niet kan zien waar ze terechtkomt. Bij de andere persoon voelt het eerder als springen naar het avontuur: bevrijdend, uitgelaten, als de eerste plons in het zwembad. Iemand maakt ook de vergelijking met Banksy en het meisje met de rode ballon. Iedereen is het er over eens dat het past bij de thema’s van het boek: de eenzame, moedige vrouw die springt in het onbekende.
De schrijfstijl is heel informeel, wat soms ook eigenaardig leest en bijna als spreektaal overkomt. Daarnaast gebruikt de schrijfster voor bepaalde woorden ook hashtags, wat bij de meesten onder ons een gevoel van ergernis opwekte. Anderzijds blijven die hashtags ook wel hangen, waarmee ze dan weer waarschijnlijk wel haar doel bereikt. De stijl kan natuurlijk ook te maken hebben met de vertaling, want dit boek werd oorspronkelijk in het Spaans geschreven.
Wat meteen opviel aan het verhaal was dat het uiteindelijk maar heel beperkt de eigen ervaringen van de schrijfster verhaalde, en vooral focuste op het leven van Marie Curie. Daar waar een aantal van ons dat wel fijn vonden, merkten de anderen dat ze eerder diagonaal gingen lezen als het te biografisch werd.
Waar we het wel over eens waren was dat er erg krachtige beschouwingen in zaten over de dood en de rouw die daarmee gepaard gaat, maar ook over appreciatie voor het leven. Af en toe gaat ze daar naar ons gevoel echter even de mist in. Waar onze haren allemaal van gingen rechtstaan was de volgende passage: “Als je kunt praten over wat je verdriet doet, heb je geluk. Dat betekent namelijk dat het niet zo belangrijk was.” Dat doet afbreuk aan het verdriet van anderen, en het voelt in tegenstelling tot de rest van haar boek wat kort door de bocht. Misschien, oppert iemand, voelen we daar vooral de scherpte van haar verdriet die in het begin van het boek juist heel sterk aanwezig is, als een soort weerspiegeling van haar rouwproces.
De schrijfster benoemt dit boek ook zelf als een verwerkingsproces, en dat is te voelen. Schrijven is voor haar een hoeksteen van wie ze is, net als wetenschap Marie Curie definieert, en dat is een proces dat ze kan aangaan. De ideeën achter het boek zetten meer aan tot denken dan het boek zelf, daar waar het boek zich soms wat verliest in het biografische. Dat maakt dat het boek uiteindelijk vooral aan de oppervlakte blijft, en de beloofde diepgang wat lijkt te missen. Interessant is dat de auteur zelf het gevoel heeft dat ze juist in haar vorige boek over rouw enkel de oppervlakte heeft aangeraakt en hier dan weer meer de diepte in gaat. Misschien toont ze hiermee haar eigen onvermogen om het overweldigende verdriet woorden te geven.
Uiteindelijk voelt het meer aan als een liefdesboek dan een rouwboek, en dat lijkt ook gepast. Het gaat over de liefde tussen Pierre en Marie, en hun gedeelde passie voor de wetenschap. Het gaat over de liefde tussen de auteur en haar echtgenoot, en het leven dat ze gedeeld hebben. De schrijfster geeft aan dankbaar te zijn voor de mooie connectie die ze heeft gehad met haar man, ook al betekent het dat het verdriet nu zo groot is. En tegelijk triggert het bij haar ook de nood om juist onafhankelijk te zijn, om die pijn uit de weg te gaan.
Er is ook een belangrijke, feministische boodschap in het boek. Marie Curie heeft tegen veel seksisme in haar tijd moeten vechten en het is heel duidelijk dat de schrijfster een terechte bewondering heeft voor deze ontzettend sterke vrouw. Helaas blijkt er uit de manier waarop ze schrijft wel een soort ouderwetsheid, waarin ze de neiging heeft om stereotypaal te denken (“schuldgevoel is iets typisch vrouwelijks”) en ook blijft zitten in een binair idee van rolverdeling. Daar waar de leden wel genoten van de sterke vrouwelijke personages, voelt het verkeerd om de wereld op te delen zoals de schrijfster dat soms deed.
Het boek exploreert naar ons gevoel heel sterk de zin van het leven. Voor Marie Curie is dat zeer doelbewust haar werk. Ze heeft zowel haar gezin als haar eigen gezondheid steeds opzij gezet om zich te focussen op dat werk. Het doet ons als groep nadenken over die keuze, en de impact die het heeft gehad. Er is geen juiste of foute manier om een leven te leiden, iedereen moet die keuzes voor zichzelf maken. Dat deed ons stilstaan bij de dingen waar wij onze zingeving uithalen.
Ter afsluiting gaf ieder van de leden een antwoord op die vraag:
“Ik geloof in niets na de dood en ik hoef niets achter te laten. Ik wil vooral mooie dingen meemaken en mooie momenten beleven met anderen.”
“Ik wil een goed verhaal achterlaten.”
“Ik zoek vooral die connectie met anderen.”
“Ik ben zoekende.”
“Ik voel me tevreden met waar ik nu ben”
Boek: Het absurde idee je nooit meer te zien – Rosa Montero
Aanwezigen: Astrid Goossens, Gytha Slechten, Katrien Skorobogatov, Aileen Doyle, Elise Wuyts