Dit artikel is geschreven door Bram De Ridder (socioloog en arts in opleiding tot psychiater) en is reeds eerder gepost op ssba.salon.nl.
Honderdduizenden mensen vluchtten en vluchten vanuit het Midden-Oosten op zoek naar een veiliger plek. Naar Nederland bijvoorbeeld. Een aanzienlijk deel van de Nederlanders is deze vluchtelingen echter liever kwijt dan rijk en laat het niet na dit luidkeels kenbaar te maken. Dit doen ze veelal door hen die op de vlucht zijn voor barbarij, zelf tot barbaar te bestempelen. Ik doe een poging om dit fenomeen te begrijpen.
Barbaar stamt af van het Griekse woord barbaros. Het werd gebruikt voor alles wat de Grieken vreemd was. Barbaros is een onomatopee. De Grieken hoorden alleen maar barbarbarbar wanneer niet-Grieken tegen hen spraken. Zo werd elke vreemdeling een barbaar. De Egyptisch-Griekse dichter Kavafis dichtte eind negentiende eeuw over een decadent geworden stad die verlangde naar de komst van de barbaren want dan was er tenminste iets te doen. De barbaren bleken niet te komen. Kavafis eindigt met de regels: ‘wat moeten wij nu zonder barbaren / die mensen waren althans een uitweg’.
De komst van de barbaren als zingeving. De vergelijking met de omarming van inspraakavonden over asielzoekerscentra lijkt niet heel vergezocht. Voetbalhooligans hebben al decennialang de komst van barbaren, ook hooligans maar dan van de tegenpartij, naar hun cluppie erkend als zingevend ritueel. Het is dan ook niet vreemd dat zij zich op dergelijke inspraakavonden laten zien. De aldaar tentoongespreide, hevige emoties zijn echter niet louter een verzetje. Het gaat hier om werkelijk verzet. En niet alleen door voetbalhooligans. Er wordt uiting gegeven aan een breder en oprecht ervaren angst voor vluchtelingen. Mensen willen écht geen vluchtelingen bij hen in de buurt.
Ik wil de zorgen over praktische problemen rond vluchtelingenopvang niet bagatelliseren; die zijn er. Net als praktische oplossingen overigens. Wel wil ik de angst en het ‘anti-sentiment’ beter begrijpen, omdat deze relatief los lijkt te staan van de praktische problemen. Een psychoanalytisch perspectief werkt hierbij verhelderend. Xenofobie is dan te zien als afweermechanisme: een noodgreep van onzekere individuen om te voorkomen dat hun zelfgevoel aan het wankelen wordt gebracht. In dit geval: de angst voor de vreemdeling, komt voort uit de angst voor de vreemdeling in onszelf.
Angst voor de vreemdeling komt voort uit de angst voor de vreemdeling in onszelf
Freud beschreef hoe wij allerlei mechanismen hanteren om ons zelfvertrouwen en -respect te beschermen. Een van de bekendere afweermechanismen is de ontkenning van eigen gedachten of angsten. Dit kan leiden tot iets wat Freud ‘projectie’ noemde: ‘de veruitwendiging van een innerlijk proces’. Wensen, angsten of gedachten die we bij onszelf onverdraaglijk vinden, schrijven we aan een ander toe. We bestrijden de gedachten vervolgens door die ander te gaan bestrijden.
De meest uitgesproken homohater is mogelijk het meest bang voor zijn eigen homoseksualiteit. Niet dat hij per se heimelijk homoseksuele verlangens hoeft te hebben, maar hij is er wel bang voor. Alle gevoelens van sympathie en inlevingsvermogen ten aanzien van homoseksualiteit moeten daarom effectief worden onderdrukt, want zijn bedreigend. Veelal onbewust probeert hij zich te bevrijden van zijn eigen angst door denigrerende grappen over homoseksuelen te maken, anderen van homoseksuele neigingen te betichten en zichzelf veelvuldig op de heteroseksuele borst te kloppen. De angst voor de eventuele eigen homoseksualiteit wordt dus geprojecteerd op de ander door de ander kenmerken toe te dichten die hij bij zichzelf vreest of afwijst.
Een vergelijkbaar afweermechanisme speelt bij de angst voor vreemdelingen. De vreemdeling in onszelf wordt gevreesd. De xenofoob verdringt deze angst. Het idee dat zijn gunstige uitgangspositie hem maar heel toevallig is toebedeeld en dat hij net zo goed vluchteling had kunnen zijn – of zou kunnen worden – is voor hem onverdraaglijk. Daarom moeten identificatiegevoelens als sympathie, medelijden en betrokkenheid worden onderdrukt. De vluchteling is niet als hij. De vluchteling is de ander, bijkans een ander soort mens. En dat laat de xenofoob merken door de vluchteling van allerhande negatieve kenmerken te voorzien. De vluchteling is niet alleen een gelukzoeker die huizen, baantjes en voedsel inpikt, maar ook een religieuze fundamentalist en verkrachter die haat zaait en jonge meisjes te grazen neemt.
Het antivluchtelingensentiment is mogelijk dus vooral onderdrukte angst: de angst dat wij gelijkenissen vertonen met vluchtelingen. Dat wij ook hulpeloos kunnen zijn, dat we geluk zoeken. Dat wanneer wij ons op het verkeerde moment op de verkeerde plek bevinden en wij ons verstaanbaar proberen te maken, het zeer wel mogelijk is dat de ander slechts barbarbarbar hoort.
Onderdrukte angst leidt meestal tot conflicten, met jezelf, met de ander of met allebei. Om niet in conflict te raken, is dus enige zelfanalyse nodig. Ik gun ons allen, inclusief mijzelf, een geleidelijke kennismaking met de barbaar in onszelf. Teneinde de weg vrij te maken voor meer empathie en mededogen en met name ook; voor praktische oplossingen. ‘Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’. Dit is waarschijnlijk de meest Freudiaanse uitdrukking van onze taal. Wanneer de waard zichzelf kent, zal hij een goede gastheer willen zijn.