In 2022 werd controversieel onderzoek gepubliceerd dat aangaf dat er niet genoeg pathofysiologisch bewijs was voor de serotonine hypothese als verklaring voor depressie. De serotonine hypothese veronderstelt dat er een tekort of disbalans van serotonine is bij mensen die depressief geraakt zijn. Dit kan medicamenteus behandeld worden met antidepressiva die, onder andere, de heropname van serotonine kunnen remmen. De onderzoekers toonden onder leiding van Joanna Moncrieff met een overzicht van overzichtsartikelen, genaamd een ‘umbrella’ of paraplu review, aan dat er vanuit verschillende hoeken onvoldoende bewijs is voor een biochemische oorzaak van depressie in relatie tot serotonine. Het artikel werd scherp gebracht: de betrokkenheid van serotonine bij depressie is een mythe. Veel media pakten dit op, wat onder andere leidde tot een storm aan vragen over het nut en de effectiviteit van antidepressiva bij depressie.
De eerste auteur van de baanbrekende paraplu studie, psychiater en onderzoeker aan University College London Joanna Moncrieff, is bekend vanwege haar kritische blik op de rol van de farmaceutische industrie en artsen die aangeven dat psychiatrische aandoeningen een resultaat van neurobiologische disbalans zijn. Zij schreef meerdere boeken hierover zoals te lezen valt op haar website, waaronder in 2008 ‘The Myth of the Chemical Cure’. In plaats van het ziektemodel, pleit Moncrieff al jaren dat psychofarmaca een andere staat van zijn induceren wat volgens haar het werkingsmechanisme verklaart. Ze vergelijkt het met middelen als alcohol of opiaten, die sociale remming doen laten verdwijnen door je te intoxiceren. Daarmee is het onderliggende probleem van sociale angst volgens haar niet biochemisch opgelost. Zij is ervan overtuigd dat die andere staat van zijn die medicatie teweeg brengt, ervoor zorgt dat je anders denkt en je zo minder last van je depressie hebt.
Met de paraplu studie wil ze het voor eens en voor altijd duidelijk maken: de neurochemische verklaring van antidepressiva moet worden los gelaten. Overigens waarschuwt ze nadrukkelijk voor het niet abrupt stoppen van antidepressiva. Voor het afbouwen van medicatie heeft Moncrieff veel betekent door het ‘hyperbole’ afbouwen te bepleiten. Dit betekent dat het venijn van afbouwen in de staart zit en de laatste stapjes van afbouw het voorzichtigst moeten gaan. Inmiddels wordt dit gedachtegoed wijd verspreid en wordt de praktijk er al op ingericht, ook in Nederland is er lopend onderzoek om dit solide te onderbouwen.
De omstreden paraplu studie riep veel vragen op, ook bij onderzoekers en clinici. Een groep gerenommeerde onderzoekers publiceerden onlangs op 16 juni 2023 een reactie. Zij sommen een stevige set aan methodologische bezwaren op en concluderen dat lekkende paraplu’s waardeloos zijn. Volgens hen is de conclusie dat serotonine geen rol speelt in depressie, zwaar overtrokken. Hun belangrijkste bezwaar is dat er selectief gerapporteerd wordt en dat belangrijke complementaire bevindingen worden weggelaten. Zo hebben Moncrieff en collega’s gekeken naar serotonine of serotonine-metabolieten in lichaamssappen zoals hersenvocht en bloed. Ook werd gekeken naar serototine transporters in het brein (5HT1A receptor en serotonine transporter eiwit (SERT)). Tevens werden genetische varianten binnen specifieke SERT genen onderzocht, interacties tussen SERT en stress in depressieve mensen en de effecten van tryptofanen depletie op stemming bekeken. Tryptofaan is een aminozuur dat een uitgangsstof is voor de aanmaak van serotonine.
Dit was volgens haar tegenstanders veel te kort door de bocht. Los van dat er tegenwoordig met onderzoek vaak over het hele genoom wordt gekeken naar afwijkingen en dat er niet wordt ingegaan op dat antidepressiva die ingrijpen op serotonine effectief zijn gebleken, lekt het methodologisch als een mandje. Ze uiten kritiek op het feit dat individuele studies niet opnieuw geanalyseerd zijn, er gebrekkige waardering is geweest van de kwaliteit van de studies en geven aan dat er niet genoeg naar de ruis van antidepressiva gebruik is gekeken onder de negatieve of positieve bevindingen. Ook zouden er bepaalde metabolieten en receptor functies te simplistisch benaderd zijn. Plus door alleen overzichtsartikelen te includeren, zou het kunnen dat belangrijke brein bevindingen in nieuwere beeldvormingsonderzoeken gemist worden. Ze noemen twee PET studies die de rol van serotonine in medicatie naïeve deelnemers met depressie vergeleken met controles bevestigen. Volgens hen zou een constructievere conclusie zijn om te stellen dat acute tryptofaan depletie en verminderde plasma tryptofaan niveaus in depressie indicatief zijn voor een rol van serotonine in mensen kwetsbaar voor of lijdend aan depressie, en dat moleculaire beeldvorming suggereert dat het system verstoord is.
Hierop reageerde Moncrieff weer door de bezwaren punt voor punt te weerleggen. Ze roept op dat de ‘fanciful stories’ door de pillenfabrikanten moeten worden vermeden, en de keuze om antidepressiva te nemen moet worden genomen op basis van de beschikbare kennis. Haar theorie dat medicatie een andere staat van zijn induceren, heeft ze (nog) niet met studies kunnen onderbouwen.
Het serotonine twistpunt blijkt dus nog geen uitgemaakte zaak. Op social media blijven de onderzoekskampen tegen elkaar aan stormen. Onafhankelijk van of de serotonine hypothese nou uiteindelijke feit of fabel blijkt te zijn; de strijd is niet mals. Zowel in Engeland als in Nederland roepen onderwerpen als serotonine en afbouw een fanatieke staat van zijn op. Gezien het ondertussen voor mensen met een depressie met bakken uit de hemel blijft doorregenen, rest de vraag wat zij van dit gedonder zullen denken.