Zondag 14 februari wijdde het KRO/NCRV programma “de Monitor” een hele aflevering aan de medicamenteuze behandeling van ADHD. Op dit moment gebruiken zo’n 130.000 kinderen medicatie voor aandachtsproblemen en hyperactiviteit. De Monitor stelt in de uitzending “De ADHD Epidemie” de vraag waarom het aantal gebruikers van methylfenidaat, beter bekent als Ritalin, in de afgelopen 10 jaar is verviervoudigd. En vraagt zich af waarom het gebruik van methylfenidaat de afgelopen jaren zo sterk is gestegen?
Iedereen heeft een mening
De Monitor kan zich niet geheel van alle vooroordelen en kleine foutjes onthouden (bijvoorbeeld: Jim van Os is natuurlijk geen kinder- en jeugdpsychiater zoals ze op hun site wel vermelden), maar al met al is er sprake van een evenwichtige uitzending rondom de diagnostiek en behandeling van ADHD en de beleving van ouders en jongeren. De pijnlijke (maatschappelijke) dilemma’s hieromtrent worden goed neergezet. Aan de ene kant zijn er de ouders en kinderen die zeer tevreden zijn over de behandeling met methylfenidaat omdat het hun kinderen ontzettend heeft geholpen, maar hiervoor veroordeeld worden door andere ouders. Verwijten als je kind drogeren, niet kunnen opvoeden en je kind aan de “kindercoke” helpen worden regelmatig gemaakt. Aan de andere kant is er een groep die het gevoel heeft geen keuze te hebben en door school of andere instanties te worden gedwongen medicatie te gebruiken. En dan is er ook nog de twijfel wanneer er medicamenteuze behandeling wordt geadviseerd en je niet weet of met het onthouden van medicatie jouw kind uiteindelijk tekortdoet. Het lijkt alsof alle groepen ouders zich ongemakkelijk voelen door de maatschappelijke vooroordelen rondom methylfenidaat. Dit laatste vormt mijns inziens uiteindelijk de kern van de uitzending. Kinderen met lichte aandachts- en concentratieproblemen, een ‘beetje’ hyperactiviteit hebben het door alle vooroordelen en meningen zwaar in de maatschappij. Zijn pillen dan het antwoord?
Wat is een goede behandeling?
Behandeling van ADHD is helaas vaak ingewikkelder dan door menigeen wordt gedacht. Er lijkt soms wel een magisch effect te worden verwacht van methylfenidaat. Uiteraard, het is een middel wat goed helpt. Dit wordt ook ondersteund door wetenschappelijk onderzoek, maar wanneer een kind of jongere moeite heeft zijn of haar aandacht ergens op te richten en vast te houden dan kun je dit op meer wijzen beïnvloeden dan alleen met medicatie. Ook door vermindering van prikkels in de omgeving, door kinderen te trainen aandacht vast te houden of de eerder genoemde cognitieve gedragstherapie verbetert de aandacht. Daarbij moet worden aangetekend dat het effect van medicatie op de lange termijn niet veel beter is dan dat van goed uitgevoerde gedragsinterventies.
De essentie van goede diagnostiek
In de uitzending wordt weinig stil gestaan bij de diagnostiek naar ADHD. Zoals Pieter Hoekstra in de uitzending aangeeft is het disfunctioneren-criterium een belangrijke, maar subjectieve maat. Het vereist dus een bepaalde ervaring en expertise om de diagnose ADHD te stellen. Kinder- en jeugdpsychiaters zouden hierover moeten beschikken na hun opleiding, maar zijn niet de enige die betrokken zijn bij de diagnostiek naar ADHD. Blijkbaar is er ook een groep ouders die zich gestuurd voelen door school en, na snelle diagnostiek met beperkte tot ontbrekende voorlichting, ontevreden buiten staat met een recept. De kinder- en jeugdpsychiaters die in de uitzending hiervan beschuldigd worden geven aan deze jongeren te willen helpen, maar zich op hun beurt door bezuinigingen op school en in de zorg gedwongen voelen om medicatie voor te schrijven. Er is volgens hen noch tijd noch geld voor andere behandelingen zoals cognitieve gedragstherapie. De focus ligt in de uitzending, en daarmee in het recente debat, misschien iets te veel op de hoeveelheid voorgeschreven medicatie. Dat is jammer en gaat voorbij aan wat ADHD is, de gevolgen (ernstig disfunctioneren) en de andere behandelopties. In dit debat is het noodzakelijk te kijken naar juist die aspecten. In het huidige systeem kunnen naast kinder- en jeugdpsychiaters ook huisartsen, kinderartsen en psychologen diagnostiek doen naar ADHD en al deze groepen geven (vaak wisselende en tegenstrijdige) adviezen over behandeling. Is het de bedoeling om zo veel verscheidenheid in het diagnostisch proces te bewerkstellingen?
De rol van de kinder- en jeugdpsychiater
Het is preken voor eigen parochie, maar enkel de kinder- en jeugdpsychiater is bij uitstek opgeleid om geïntegreerde diagnostiek te verrichten naar psychiatrische stoornissen die van invloed zijn op de ontwikkeling van een kind. Uiteraard binnen de context van zijn of haar omgeving. Misschien moeten wij als kinder- en jeugdpsychiaters meer samenwerken met deze andere groepen behandelaren, in plaats van wijzen naar elkaar. Gezamelijk kunnen wij scholen en politici hopelijk zo ver krijgen de voorwaarden te scheppen voor behandelaren van kinderen met ADHD om hun werk goed uit te kunnen voeren. En dat begint bij uitgebreide diagnostiek. Na goede diagnostiek kan waar nodig medicatie worden voorgescrheven, maar juist dan kan ook de tijd worden genomen om te zoeken naar andere manieren om de belemmeringen van aandachtstekort te verminderen.
Jeroen Steenmeijer is kinder- en jeugdpsychiater. Hij schreef dit opiniërend stuk als gevolg van de uitzending van de monitor die hier is terug te zien. J.S. dankt zijn collega’s K. Maijer en W. Tempelaar voor de totstandkoming van dit stuk.