“Oh jeetje,” klinkt het verwonderd, als Tim en Nicolaas op hun eerste dag als stagiair bij een GGZ-instelling een vrouw zien aanlopen die hardop “Hé, niet zoenen op het zebrapad, dat mag niet, lieve schat!” zingt. Ze komt geen liedje zingen voor de twee nieuwe stagiairs, maar loopt hen straal voorbij. “Dan weet ik dus niet of ik moet lachen, of…, dat is toch erg?” vraagt Nicolaas. Tim: “Dat is toch niet erg, het ís toch ook een beetje grappig?”. Het eerste contact met een van de cliënten (‘patiënt’ wordt in de instelling een ouderwetse term gevonden) is redelijk exemplarisch voor hoe veel mensen reageren op medemensen die zich ‘anders’ gedragen.
Verbazing, verwondering, verwarring, maar soms ook een gevoel van angst of afkeer, en misschien (of eigenlijk nog te vaak) ook wel omkleed door vooroordelen en stigma omtrent psychiatrische aandoeningen. In ‘100 dagen in je hoofd’ lopen VPRO-presentatoren Tim den Besten en Nicolaas Veul stage bij GGzE, een instelling onder de rook van Eindhoven, om erachten te komen wat er “in het hoofd gebeurt” van de mensen die hier verblijven. Ze zijn op zoek naar de verhalen achter de psychische problematiek, maar schetsen ook een onvervalst beeld van het dagelijks leven in een GGZ-instelling.
“Wat jullie staat te wachten is een wereld die je niet vanzelfsprekend ontmoet als je er niet ooit bent geweest, en ook niet doorsnee is,” zegt manager Annemiek de Wit treffend als ze Tim en Nicolaas verwelkomt. Ze treedt tevens op als mentor van Tim en Nicolaas, omdat ze verwacht dat de twee het nog weleens zwaar zouden kunnen krijgen. “Dapper,” noemt ze de onderneming van de programmamakers, die zichtbaar licht gespannen op hun eerste dag tegenover haar zitten. Tim gaat 100 dagen meelopen op een afdeling voor mensen met een lichtverstandelijke beperking en bijkomende psychiatrische problemen. Nicolaas gaat meelopen op de gesloten afdeling van de instelling.
Het concept van 100 dagen meelopen is de twee programmamakers niet vreemd. Eerder deden ze dat in het prachtige VPRO-programma ‘100 dagen voor de klas’, dat zich afspeelde op een middelbare school in Lelystad. Wie deze eerdere serie heeft gezien, herkent ook nu meteen de geheel eigen wijze waarop zowel Tim als Nicolaas deze nieuwe, voor hen onbekende, wereld tegemoet treden. Tim probeert zich in het begin vooral op te stellen als een gelijke. Hierdoor legt hij snel contact, al leert hij ook dat dit niet altijd positief hoeft te zijn. Zo knoopt hij tijdens zijn eerste dag enthousiast een gesprek aan tijdens het ontbijt met een van de cliënten, die vervolgens openhartig vertelt over haar verslaving en de impact op haar gezin. Wat hierin mooi naar voren komt is Tims ontwapenende manier van contact leggen en de oprechte interesse in het verhaal van de cliënte. Achteraf wordt hij door zijn stagebegeleider aangespoord om juist niet te snel dichtbij te komen, omdat dit veel impact op de cliënten kan hebben. “Je zit lekker te lachen alsof je met je vrienden bent,” reflecteert hij later over zijn manier van contact maken. “Maar je moet eerst vertrouwen winnen.” Op hetzelfde moment maakt Nicolaas kennis met de gesloten afdeling, waar hij zich, bijna als een coassistent op zijn eerste dag, netjes aan alles en iedereen voorstelt. Nicolaas doet met alles ijverig mee: boodschappen doen met een man die op de gekste plekken eten achterlaat voor zijn ‘tweeëndertig baby’s’, of helpen schoonmaken op een kamer van een cliënt waar de ontlasting aan de muur zit. Tussendoor is er genoeg ruimte voor gesprekken waarin de cliënten iets prijsgeven van wat er ‘in hun hoofd’ gebeurt. Zo laat iemand die kampt met hallucinaties en sociale angsten het nummer Sammy van Ramses Shaffy horen, en vertelt daarbij waarom hij zich altijd heeft geïdentificeerd met de tekst: “Sammy loop niet zo gebogen, denk je dat ze je niet mogen?” Tim en Nicolaas laten door hun aanpak niet alleen de ‘niet doorsnee’ kant van het leven op een psychiatrische afdeling zien, maar ook de menselijke kant van degenen die er verblijven.
“Ik denk dat je best geconfronteerd kunt worden met schrijnende en verdrietige verhalen,” geeft mentor Annemiek de twee nog mee tijdens hun eerste ontmoeting. Tijdens de eerste aflevering komt een deel van deze verhalen alvast aan het licht. Ze kunnen inderdaad schrijnend en verdrietig zijn, maar de levensverhalen die verteld worden zijn bovenal heel menselijk. “Het lijntje tussen hier verblijven en hier werken is voor mij heel dun”, zegt een van de verpleegkundigen tijdens de nachtdienst. Volgens haar realiseren mensen buiten de GGZ zich niet genoeg dat er bij iedereen in het leven dingen kunnen gebeuren die maken dat je psychiatrische zorg nodig kan hebben. Met andere woorden, zo ‘anders’ zijn deze mensen misschien wel helemaal niet.
Door deze verhalen op televisie uit te zenden krijgt de kijker niet alleen een kijkje in de keuken van de psychiatrie, maar ook meer begrip voor de verhalen achter de symptomen en diagnoses. En begrip, dat is een essentieel ingrediënt voor het tegengaan van negatieve vooroordelen en stigma over de psychiatrie. De VPRO zendt hiermee een belangrijk programma uit dat het verdient om door veel mensen bekeken te worden.
De serie ‘100 dagen in je hoofd’ bestaat uit vier afleveringen is elke donderdag om 20.50 uur te zien op NPO 3. Oude afleveringen zijn terug te kijken op NPO Start.