Kennis is macht, dat weten we als hardwerkende dokters maar al te goed. Maar intelligentie kan ook voelen als een last. Tenminste, zo wordt regelmatig beweerd in wetenschappelijke en populairwetenschappelijke artikelen. Intelligente mensen zouden meer piekeren en zijn zich te bewust van zaken die mis zouden kunnen gaan. Dat zou dan weer leiden tot een toename van mentale klachten zoals somberheid en angst, en tot mentale ziektes zoals een depressieve episode of een angststoornis. Dat intelligentie zou leiden tot meer mentale klachten is opvallend omdat het verder geassocieerd is met een grote hoop positieve uitkomsten, zoals sociaaleconomische status, scholing en lichamelijke gezondheid. Mentale gezondheid is misschien wel de enige uitkomstmaat waarbij er discussie is of intelligentie een positieve of juist negatieve rol heeft. Reden voor Williams et al. om cross-sectioneel te kijken naar de invloed van intelligentie op de kans op mentale klachten in een grote dataset, de UK Biobank.
In hun artikel dat onlangs is gepubliceerd in European Psychiatry beschrijven zij hun bevindingen (Williams et al., 2023). In de UK Biobank zaten in totaal meer dan 260.000 patiënten die enkele cognitieve tests hebben afgelegd. Door het combineren van deze tests kregen de deelnemers een g-score (een score voor ‘General intelligence’). De auteurs hebben de dataset opgedeeld in drie groepen: de groep meer dan twee standaarddeviaties onder de gemiddelde g-score zaten, een groep die ‘gemiddeld intelligent’ was (tussen 2 SD van de g-score), en een groep die twee standaarddeviaties boven de gemiddelde g-score zat. Ongeveer 90% zat binnen twee standaarddeviaties van de gemiddelde, zes procent zat erboven en vier procent eronder.
Door vragenlijsten van de UK Biobank te combineren konden auteurs meerdere fenotypes als uitkomst gebruiken. Dezen fenotypes waren zowel lichamelijke als geestelijke klachten of aandoeningen. Een greep uit de in totaal 32 uitkomsten: anorexia nervosa, dwangstoornis, stoornis in het alcoholgebruik, depressieve episode, een voorgeschiedenis van depressies, traumatische gebeurtenissen, en noem ze maar op. Lichamelijke aandoeningen waren onder andere allergieën, hooikoorts, astma en bijziendheid. Voor elk fenotype werd de invloed van gender en leeftijd bekeken, indien nodig werd hiervoor gecorrigeerd. De onderzoekers waren streng voor zichzelf en corrigeerden volgens Bonferroni voor het feit dat ze een grote hoeveelheid verschillende vergelijkingen deden.
De uitkomsten laten zien dat mensen met hoge cognitieve vaardigheden, minder mentale klachten hebben. Vergeleken met de gemiddelde groep hebben ze minder kans op een gegeneraliseerde angststoornis (GAS, Odds ratio 0.69, 95% CI 0.64;0.74) en een traumatische stressstoornis (PTSS, OR = 0.67, 95% CI [0.61;0.74]). Ook is er een kleinere kans op ernstige traumatische gebeurtenissen, misbruik en stress in de kindertijd. Opvallend genoeg is er in de hoog scorende groep een grotere kans op het roken van cannabis (tot maximaal 100 keer, na meer dan 100 keer verdween dit verschil). Andere mentale fenotypes verschilden niet significant. Aan de andere kant van de medaille is in de groep met lagere g-scores een hogere prevalentie te zien van misbruik in de kindertijd, stress, PTSS en eenzaamheid. Wat betreft de lichamelijke klachten had de hoog scorende groep een klein verhoogd risico op allergieën en eczeem, en een twee keer verhoogde kans op bijziendheid (OR 1.82, 95% CI [1.82;2.04]).
Kortom, mensen die hogere cognitieve vaardigheden hebben minder kans op mentale klachten, in het bijzonder op een GAS en een PTSS. Ook hebben ze een kleinere kans op een traumatische jeugd. Het tegenovergestelde werd gevonden voor de mensen die relatief laag scoren voor cognitieve tests. Wel hebben ‘intelligente’ mensen vaker last van bijziendheid, hooikoorts en allergieën. Deze studie lijkt de mythes over de invloed van een hogere intelligentie op somberheid en angst dus te weerleggen.
De groep waarnaar gekeken is, is groot en is er streng gecorrigeerd tegen kanskapitalisatie. Maar zijn er ook zaken aan te merken op deze uitkomst? Jazeker. Zo zijn alle uitkomsten gebaseerd op zelfrapportage en zegt de studie wel iets over classificatie en voorgeschiedenis, maar niets over de ernst van de klachten. Verder keek de studie niet naar psychose of ontwikkelingsstoornissen zoals AD(H)D en autisme. Dit was naar eigen zeggen vanwege het feit dat er slechts enkele van deze casus in de UK Biobank zijn opgenomen – wat wijst op onderrepresentatie of onderrapportage. Meer algemeen zijn er twijfels aan hoe representatief de UK Biobank is, omdat er relatief weinig ernstig zieke en niet-witte deelnemers aan meedoen. Maar het belangrijkste punt van kritiek op deze cross-sectionele studie, is die van ‘reverse causality’, namelijk de mogelijkheid dat mentale klachten iemands cognitieve capaciteiten beïnvloedt. Dan zegt intelligentie dus niets over de kans op het ontwikkelen van een aandoening, maar zegt die aandoening alles over de mate waarop diegene kan presenteren bij een intelligentietest. Zeker bij PTSS en GAS, die cognitieve domeinen zoals concentratie en geheugen sterk in de weg kunnen zitten, is dat relevant. Verder moet gezegd worden dat cognitieve scores lang niet alles zeggen over wat wij in het dagelijks leven ‘intelligent’ noemen. Ze zeggen bijvoorbeeld niks over de mogelijkheid tot kritisch denken, originaliteit, nieuwsgierigheid en openheid voor nieuwe ideeën. Verder zal iemand die via hoger onderwijs, bijles of bezorgde ouders heeft geleerd hoe het is om onder druk tests af te leggen, beter scoren dan iemand die dat niet is gewend.
Intelligentie is dus meer dan alleen cognitief functioneren, en hoewel de conclusie van de studie met een korreltje zout genomen moeten worden, spreekt het wel degelijk de mythe tegen dat hoge cognitieve vaardigheden leiden tot meer mentale klachten. Dus knijp jezelf in je handjes als je goed heb gescoord op een cognitieve test, neem een antihistaminicum en vergeet vooral niet eens een bezoekje te brengen aan je lokale opticien.
Besproken artikel
Williams, C., Peyre, H., Labouret, G., Fassaya, J., Guzmán García, A., Gauvrit, N., & Ramus, F. (2023). High intelligence is not associated with a greater propensity for mental health disorders. European Psychiatry, 66(1), E3. doi:10.1192/j.eurpsy.2022.2343