Slaapproblemen komen veel voor. In de algemene bevolking heeft 20% van de mensen er last van [1]. Risicofactoren voor het ontwikkelen van slaapproblemen zijn vrouwelijk geslacht, een hogere leeftijd en comorbide aandoeningen (zowel somatische- als psychiatrische aandoeningen). Bij de groep mensen met psychiatrische aandoeningen is dan ook te zien dat de prevalentie van slaapproblemen een stuk hoger is: 40-90% bij mensen met een depressieve stoornis, 55-80% bij mensen met angststoornissen en 45-90% bij mensen met een psychotische stoornis [2]. Longitudinale studies laten zien dat mensen met slaapproblemen een grotere kans hebben op het ontwikkelen van een depressieve stoornis [2], cardiovasculaire aandoeningen en diabetes [3]. Tevens kan slecht slapen de kwaliteit van leven verlagen, zo vond Batalla-Martín et al. [4] dat de kwaliteit van leven bij mensen met schizofrenie lager was wanneer zij ook slaapproblemen hadden.
Naast de noodzaak om de psychiatrische aandoening te behandelen en post au propter ook de slaap te verbeteren, is het van belang om de slaapproblemen apart te behandelen. Dit kan er namelijk voor zorgen dat de onderliggende psychiatrische aandoening sneller in remissie komt [2, 5]. Daarnaast kan het voorkomen dat mensen slaapproblemen als restklachten overhouden, zeker bij aandoeningen waar slecht slapen een vaak voorkomend symptoom is. Zo’n 40-50% van de patiënten met een depressie heeft bij herstel namelijk nog altijd slaapproblemen [2]. En tevens kun je mogelijk de kans op een terugval verkleinen. Een studie onder ouderen met depressie onderzocht of er een verhoogde kans op terugval was bij bepaalde soorten restsymptomen en vond dat slaapproblemen (en angstklachten) significante voorspellers waren voor een terugval gedurende een 2-jarige follow-up [6].
Maar hoe doe pak je dit nu aan in de spreekkamer? Een benzodiazepine is zo voorgeschreven, maar de meest effectieve en langst effectieve behandeling van slaapproblemen is cognitieve gedragstherapie (CGT) voor insomnia [3]. Bij insomnia CGT worden de onderhoudende factoren van het slaapprobleem, zoals slechte leefstijlgewoonten, piekeren over slaap en lichamelijke stress aangepakt. Bij de meeste patiënten kunnen simpele adviezen al veel baat hebben en hoef je niet het hele protocol te doorlopen. Goed om bij iedere patiënt met slaapproblemen te doen dus.
Hieronder vind je een stapsgewijze aanpak met handvatten voor in de spreekkamer [7].
Stap 1: slaapdagboek
Laat de patiënt een slaapdagboek te bijhouden.* Aan de hand van het slaapdagboek kun je samen met de patiënt kijken welke invloeden er zijn op de slaap. Voorbeelden van negatieve invloeden zijn alcohol, cafeïne, stressvolle gebeurtenissen, te weinig lichaamsbeweging en onvoldoende ontspanning. Geef gericht adviezen om dit te veranderen. Sommige patiënten houden hun slaap bij met een Fitbit of andere smartwatch. Dit kan juist contraproductief veel onrust veroorzaken wanneer de Fitbit aangeeft dat de slaap kwalitatief slecht of kort is. Adviseer dan om de Fitbit niet meer te gebruiken.
Stap 2: slaaphygiëne adviezen
Dit klinkt wellicht als een open deur en de meeste patiënten zullen zeggen dat ze dit al hebben geprobeerd. Echter, het gelijktijdig uitvoeren van alle slaaphygiëne adviezen is de sleutel van het succes. Geef een heel lijstje# mee en motiveer de patiënt alle adviezen uit te voeren. Het slaapdagboek kan helpen om de veranderingen te monitoren.
Stap 3: slaap is een 24-uur proces
Alles wat overdag gebeurt, heeft invloed op de nacht. Stress overdag of een sedentaire leefstijl kan de slaap negatief beïnvloeden. Raad daarom aan om dagelijks ontspanningsmomenten in te plannen (dit kunnen ontspanningsoefeningen zijn, maar bijv. ook een boek lezen) en dagelijks aan fysieke inspanning te doen (wandelen, sport etc.).
Stap 4: cognitieve oefeningen
Mensen met slaapproblemen hebben vaak last van negatieve cognities en piekergedachten over slaap. Deze kunnen zowel ’s nachts als overdag aanwezig zijn. Een eerste oefening die kan helpen is de piekerpauze of het piekerkwartier. Raad patiënten aan om dagelijks een moment in te plannen waar ze hun piekergedachten op papier zetten en waar mogelijk oplossingen te vinden voor problemen. Wanneer patiënten ’s nachts last hebben van piekeren, is het advies om het bed uit te gaan en de piekergedachten op te schrijven. Tijdens de piekerpauze overdag kunnen deze piekergedachten verder worden uitgewerkt.
Stap 5: bovenstaande werkt niet, en nu?
Mochten bovenstaande adviezen toch geen effect hebben, dan is het goed om te starten met CGT gericht op slaapproblemen. Je kunt zelf aan de slag met het protocol [7] of verwijzen.
Veel gedoe?
Klinkt het stappenplan als veel werk? In de praktijk valt het reuze mee en de succespercentages zijn hoog. Dus beschouw de slaapproblemen van je patiënt niet als iets wat er nu eenmaal bij hoort, maar start met behandelen.
* Je kunt het slaapdagboek van het NHG gebruiken: https://www.nhg.org/sites/default/files/content/nhg_org/images/thema/slaapdagboek.pdf
# Thuisarts heeft een mooi overzicht van slaaphygiëne adviezen: https://www.thuisarts.nl/slaapproblemen/ik-wil-beter-slapen#wat-kan-ik-zelf-doen-bij-slaapproblemen
Op zoek naar nog meer verdieping over slaap?: http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/issues/558/articles/12405
Dit artikel is onderdeel van de DJP Leefstijlreeks
Referenties
[1] Hersenstichting, “Slaapgewoonten Nederland,” 2017.
[2] D. Freeman, B. Sheaves, F. Waite, A. G. Harvey, and P. J. Harrison, “Sleep disturbance and psychiatric disorders,” The Lancet Psychiatry, vol. 7, no. 7, pp. 628–637, 2020, doi: 10.1016/S2215-0366(20)30136-X.
[3] D. Riemann et al., “European guideline for the diagnosis and treatment of insomnia,” J. Sleep Res., vol. 26, no. 6, pp. 675–700, 2017, doi: 10.1111/jsr.12594.
[4] D. Batalla‐martín et al., “Insomnia in schizophrenia patients: Prevalence and quality of life,” Int. J. Environ. Res. Public Health, vol. 17, no. 4, pp. 1–12, 2020, doi: 10.3390/ijerph17041350.
[5] R. Manber, J. D. Edinger, J. L. Gress, M. G. San Pedro-Salcedo, T. F. Kuo, and T. Kalista, “Cognitive behavioral therapy for insomnia enhances depression outcome in patients with comorbid major depressive disorder and insomnia,” Sleep, vol. 31, no. 4, pp. 489–495, 2008, doi: 10.1093/sleep/31.4.489.
[6] A. Y. Dombrovski et al., “Residual symptoms and recurrence during maintenance treatment of late-life depression,” J. Affect. Disord., vol. 103, no. 1–3, pp. 77–82, 2007, doi: 10.1016/j.jad.2007.01.020.
[7] I. Verbeek, Behandeling van langdurige slapeloosheid – protocollen voor de GGZ. 2014.