Tegenover mij in de spreekkamer zit een 70-jarige vrouw. Ze oogt gespannen. Zojuist heeft ze haar klachten verteld; sombere stemming, minder kunnen genieten, afname van eetlust, slaapproblemen. Ik constateer een depressie, en leg haar uit dat we, gezien de matige ernst, kunnen kiezen tussen ‘praten of pillen’. En of ze misschien een voorkeur heeft? Ze knikt, en het barst eruit: ‘dokter, ik loop al 70 jaar tegen mezelf aan, en deze depressie is niet de eerste keer. En ik wil zo graag wat aan mezelf veranderen met therapie, maar ik durfde nooit, en nu ben ik bang dat ik te laat ben!’ Bij de laatste woorden schiet haar stem omhoog, en ze begint te huilen.
Een hardnekkig idee in de psychiatrie is dat voor ouderen andere regels gelden. Een depressie hoort erbij want het leven is toch niet leuk als je ouder bent; ouderen worden niet meer beter; als je oud bent kun je niet meer veranderen. Een deel hiervan is helaas waar. Een depressie bij ouderen heeft een slechtere prognose (Schaakxs et al. 2018), vermoedelijk door een opeenstapeling van oorzaken zoals een slechtere somatische toestand, een verhoogde kwetsbaarheid van het brein, afname van autonomie en de vele verlieservaringen die zich vaak voordoen. Tegelijkertijd zit hier een self-fulfilling prophecy in. Depressie bij ouderen wordt minder vaak herkend als zodanig. Als het al wordt herkend wordt er bovendien minder vaak gekozen voor adequate psychiatrische behandeling (Gottfries 2001). Op deze manier blijft het patroon in stand.
De winst die te behalen valt met vroege signalering en adequate behandeling is echter groot. Bekend is dat een comorbide depressie bij ouderen zorgt voor een verlaagde levenskwaliteit, afname van het fysieke functioneren, een verhoogde mortaliteit, en een verhoogd suïciderisico. Het verhoogt ook het risico op M. Alzheimer, diabetes, en hart- en vaatziekten (Dafsari et al. 2019). Genoeg redenen dus om scherp te zijn op klachten, en adequate behandeling te starten als een depressie wordt vermoed.
Zoals bij volwassenen kan er bij een oudere met een matig ernstige depressie, zoals bovengenoemde patiënte, worden gekozen tussen psychofarmaca en psychotherapie. En hoewel hulpverleners vaak al terughoudend zijn met psychofarmaca bij ouderen, lijkt dit helemaal te gelden voor psychotherapie. Patiënte zelf noemde al wat veel patiënten én hulpverleners denken: als je oud bent, is je brein rigide, en kun je niet meer veranderen.
Uit onderzoeken lijkt echter het tegendeel: ouderen zijn vaak zeer geschikte patiënten voor psychotherapie. Ze hebben namelijk veel jaren ervaring met zichzelf, waardoor er uit een rijk aanbod aan gebeurtenissen en patronen te putten valt. Ook hebben ze vaak op een bepaalde manier leren leven met moeilijke kanten, waardoor ze zichzelf vaak goed kennen. Als laatste lijkt het erop dat ze realistischer doelen stellen dan jongere volwassenen; doordat ze met zichzelf hebben leren leven, willen ze vaak niet meer alles veranderen, maar worden kleinere en vaak goed haalbare doelen gesteld.
Ik leg dit uit aan de patiënte in mijn spreekkamer, en met een diepe zucht loopt de spanning weg uit haar lijf. ‘Dus ik ben niet opgegeven?’ Niet door mij vertel ik haar, en ik hoop dat ze zichzelf ook een kans wil geven in psychotherapie. Ik vertel haar over de onderzoeken die erop wijzen dat psychotherapie juist bij ouderen heel nuttig is, en dat ik denk dat zij er veel baat bij kan hebben. Even later loopt ze opgelucht de spreekkamer uit.
Onderbehandeling van psychische klachten bij ouderen is een breed probleem, en zeker psychotherapie wordt weinig aangeboden. Toch zijn er geen redenen om af te wijken van de protocollen voor volwassenen. Ook bij ouderen is psychotherapie effectief, zowel cognitieve gedragstherapie als inzichtgevende therapieën zoals interpersoonlijke psychotherapie. Bovendien vermijd je op deze manier de kans op medicijninteracties en bijwerkingen, een belangrijk voordeel gezien ouderen vaak al meerdere medicijnen slikken en gevoeliger zijn voor bijwerkingen. Kortom, psychotherapie verdient evenveel aandacht als medicatie in het behandelprotocol, en moet door de behandelaar actief onder de aandacht worden gebracht.
Bronnen:
Dafsari FS, Bewernick B, Biewer M, Christ H, Domschke K, Froelich L, et al (2019). Cognitive behavioural therapy for the treatment of late life depression: study protocol of a multicentre, randomized, observer-blinded, controlled trial (CBTlate). BMC Psychiatry 19
Gottfries CG (2001). Late life depression. Eur Arch Psychiatry Clin Neurosci 251;57-61
Schaakxs R, Comijs HC, Lamers F, Kok R, Beekman ATF, Penninx BWJH (2018). Associations between the age and course of major depressive disorder; a 2-year longitudinal cohort study. Lancet Psychiatry 5;581-590