Introductie
Oudere leeftijd is een risicofactor voor een geslaagde suïcide. Vooral boven de 70 is het aantal geslaagde suïcides hoog vergeleken met andere leeftijdscategorieën (World Health Organization). Ook het relatieve risico is hoog: van de vijf ouderen die een suïcidepoging doen, slaagt er één. Dit is vijf keer zo hoog als onder jongere volwassenen, bij wie 1 op de 25 pogingen leidt tot overlijden. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar suïcidaliteit bij ouderen, waardoor relatief weinig bekend is over de demografie, klinische kenmerken, en andere potentiële risicofactoren bij suïcidale ouderen. Wiktorsson et al. (2021) wilden weten of oudere patiënten die een suïcidepoging doen verschillen van jongere suïcidale patiënten, om de klinische risico-inschatting te kunnen verbeteren.
Hoe werd dit onderzocht?
In een cross-sectionele cohortstudie werden 683 patiënten uit drie Zweedse ziekenhuizen geïncludeerd, die op de Spoedeisende Hulp terecht waren gekomen na een suïcidepoging. Patiënten die werden gezien met zelfbeschadigend gedrag zonder suïcidale intentie, werden geëxcludeerd. De patiënten werden in drie leeftijdsgroepen verdeeld: 18-44 jaar (n=423), 45-64 jaar (n=164) en 65+ (n=96). Om de suïcidaliteit verder in kaart te brengen werden afgenomen de Columbia Suicide Severity Rating Scale (C-SSRS, voor ernst van de poging), de Suicide Intent Scale (SIS, voor de intentie en aard van het suïcidale gedrag) en de Suicide Assessment Scale (SUAS, voor symptomen geassocieerd met suïcidaliteit). Psychiatrische diagnostiek werd gedaan middels de MINI Neuropsychiatric Interview. Subjectieve symptoombeleving werd in kaart gebracht met de Karolinska Affective and Borderline Symptoms Scale (KABOSS).
Wat kwam eruit?
Ouderen (65+) scoorden hoger op de totale score van de SIS, wat wijst op een grotere suïcidale intentie. Ouderen scoorden lager op psychiatrische aandoeningen: de helft van de oudste groep voldeed aan de criteria voor een depressie, vergeleken met driekwart van de jongere groep. Ook andere psychiatrische diagnosen waren minder prevalent in de oudere groep: zij hadden significant minder angststoornissen, middelenafhankelijkheid (waaronder alcohol), en scoorden significant lager op alle symptoomschalen. Passend hierbij is ook dat de oudere groep minder vaak onder behandeling was bij de GGZ, en minder vaak antidepressiva gebruikte dan de jongere groepen. Ouderen hadden vaker (ernstige) somatische aandoeningen, chronische pijn, en waren vaker alleenstaand dan de andere twee leeftijdsgroepen. Daarnaast werden de pogingen van de patiënten van middelbare en oudere leeftijd gekarakteriseerd als minder impulsief en meer gepland/ doordacht.
Klinische betekenis
Allereerst bevestigt dit onderzoek dat suïcidaliteit bij ouderen alle hens aan dek is: het hoge slagingspercentage was al bekend, en de onderzoekers vinden dan ook dat de suïcidale intentie onder ouderen groter is dan onder jongere leeftijdsgroepen, terwijl zij minder vaak een voorgeschiedenis hebben van zelfbeschadigend gedrag en/ of eerdere pogingen. Tegelijkertijd tonen de onderzoekers ook aan hoe moeilijk het is om deze patiënten de benodigde hulp te bieden: de prevalentie van psychopathologie is veel lager onder de ouderen, waardoor er ongetwijfeld ook minder verwijzingen naar de GGZ plaatsvinden. Verder is al langer bekend dat ouderen die wel doorverwezen worden, minder vaak medicatie krijgen voor dezelfde aandoeningen dan jongere psychiatrisch patiënten (Barry et al. 2012). De onderzoekers merken echter ook op dat ouderen vaker symptomen onderrapporteren, waardoor de daadwerkelijke prevalentie van psychopathologie misschien wel hoger ligt. Daarnaast vraagt de MINI persoonlijkheidsproblematiek niet uit. Maar juist inadequate copingmechanismen kunnen in combinatie met de hoge prevalentie van somatische ziekten en chronische pijn, voor ervaren uitzichtloosheid en wanhoop zorgen.
De geïncludeerde groep suïcidale ouderen kenmerkt zich naast een hoge intentie ook door een hoge prevalentie van (ernstige) somatische aandoeningen, chronische pijn, en alleenstaand zijn. Omdat er geen controlegroep in dit onderzoek is meegenomen, kan helaas niet worden vergeleken met niet-suïcidale leeftijdsgenoten. Dit zou echter wel interessant zijn, omdat deze demografische en klinische kenmerken een signaalfunctie kunnen vervullen voor huisartsen en psychiaters. Des te meer omdat de klassieke risicofactoren zoals depressie, alcoholabusus, of een voorgeschiedenis van zelfbeschadigend gedrag of eerdere pogingen minder goede voorspellers zijn bij ouderen.
Een definitieve conclusie over risicofactoren bij ouderen kan dus nog niet worden getrokken. Echter, vanwege het hoge slagingspercentage van suïcide onder ouderen is het van groot belang dat suïcidaliteit wordt opgespoord. Diagnostiek wordt bemoeilijkt door het ontbreken van klassieke risicofactoren, waardoor de identificatie van ouderen-specifieke risicofactoren van groot belang is. Dit artikel suggereert dat ernstige somatische ziekte, chronische pijn, en alleenstaandheid risicofactoren zijn bij ouderen. Ondanks dat verder onderzoek (zoals altijd) nodig is, zijn deze bevindingen belangrijk en simpel te implementeren in de spreekkamer, en moet de clinicus alert zijn op suïcidaliteit bij (de combinatie van) ernstige somatische ziekte, chronische pijn en alleenstaandheid.
Referenties
Barry LC et al. Under-treatment depression in older persons. J Affect Disord 2012;136:789-796
WHO: World Health Organization, available at: https://www.who.int/health-topics/suicide
Wiktorsson S et al. Clinical characteristics in older, middle-aged and young adults who present with suicide attempts at psychiatric emergency departments: a multisite study. Am J Ger Psychiatry 2021, available at https://www.ajgponline.org/article/S1064-7481(21)00419-X/fulltext