De hoeveelheid gepubliceerde wetenschappelijke artikelen neemt sterk toe, met ongeveer 6% per jaar, maar de noviteit ervan neemt af. Dat laatste wordt gevonden in het hier besproken artikel van Park et al., gepubliceerd in Nature op 4 januari 2023. Door tekst- en citatie-analyse bekeken zij alle 45 miljoen (!) artikelen in World of Science tussen 1945 en 2010. De auteurs analyseerden van iedere studie de referenties en gaven de studie vervolgens een score op de CD-index: artikelen worden onderverdeeld in consoliderend (dus: studies die eerder onderzoek bevestigen en het fundament ervan verstevigen) en disruptief (studies die eerdere bevindingen verwerpen en/of een nieuw pad inslaan). De theorie is als volgt: als een artikel ‘disruptief’ is, is de kans kleiner dat het onderzoek dat die studie citeert, ook de voorgangers van dat onderzoek citeren. Immers, een studie die zo belangrijk is dat er een nieuw onderzoeksveld wordt aangesneden, of een bepaalde manier van denken ongedaan maakt, zorgt ervoor dat studies die erna komen minder te maken hebben met eerder wetenschappelijk werk. Als een studie ‘consoliderend’ is, is de kans groter dat ook de voorgangers van eerder werk geciteerd worden. Een consoliderende en disruptieve studie kunnen dus even vaak geciteerd worden, maar hebben een ander effect op opvolgend wetenschappelijk onderzoek.
Om een goed overzicht te krijgen van de hoeveelheid disruptieve studies die worden gepubliceerd, keken de auteurs naar alle onderzoeksvelden. Hierdoor konden de auteurs verschillende onderzoeksvelden vergelijken, en onderzoeken of er verschillen waren in de biomedische wetenschappen, sociologische studies of technologisch onderzoek. Verder onderzochten de auteurs ook de CD-index van patentaanvragen en valideerden zij hun bevindingen in andere databases (PubMed, JSTOR, American Physical Society).
De resultaten zijn even consistent als opvallend: De gemiddelde CD-index voor wetenschappelijke studies daalde dramatisch met meer dan 90 procent tussen 1945 en 2010. Die afname was ongeveer gelijk voor sociale wetenschappen, technologische studies, (bio)-medische wetenschappen en natuurwetenschappen. Analyses in de alternatieve databases lieten dezelfde uitkomsten zien. Ook voor patenten nam de mate van baanbrekendheid af met 80 procent tussen 1980 en 2010. Grondig als de auteurs waren, besloten zij ook een tekstanalyse te doen voor de studies om te kijken wat voor taal er gebruikt werd om het belang van de artikelen te duiden. De meest gebruikte woorden in de jaren ’50 hadden te maken met vernieuwing, creatie, ontdekking, en in de jaren 2000 waren dat woorden die samenhangen met progressie of verbetering.
Dit alles wijst een duidelijke richting op: wetenschappelijk onderzoek wordt steeds minder vernieuwend. Moeten we ons zorgen maken? Disruptieve wetenschap is niet per definitie goed, en een afname ervan is niet per definitie verkeerd, een gezonde balans tussen vernieuwende studies en stabiliserende studies is misschien wel ideaal. Een ontregelende ontdekking op zijn tijd is natuurlijk geweldig, en creëert een vruchtbare akker waarop wetenschap gezaaid kan worden. Het feit dat we in de medische wetenschap in een replicatiecrisis zitten die met name in de psychologie flink huishoudt (slechts dertig tot vijftig procent van de psychologische onderzoeksbevindingen blijft bij herhaling staan), maakt tegelijk ook dat we dankbaar moeten zijn voor consoliderende bevindingen. En toch, het feit dat er in de medische wetenschappen, en onvoldoende validatiestudies worden gedaan, en de mate van vernieuwing van de wetenschap afneemt, moet onderwerp zijn van reflectie.
Waar ligt dat aan? Nogal eens wordt de ‘laaghangend fruit’ hypothese aangedragen als mogelijke uitleg. Deze hypothese stelt dat een wetenschappelijke tak door een periode van ‘renaissance’ en consolidatie gaat. Dus eerst worden alle belangrijke nieuwe ontdekkingen gedaan, en daarna worden ze verstevigd. De auteurs vinden dit niet waarschijnlijk, omdat ze dezelfde resultaten in alle vormen van onderzoeken, en ook bij patenten vinden. Aan de kwaliteit van de wetenschap ligt het ook niet, want in een sensitiviteitsanalyse van alleen papers uit de ‘top journals’ wordt dezelfde trend gezien. Ook correctie voor langere referentielijsten blijkt geen verschil te maken. Is de wetenschap uitgeput, op wat uitschieters zoals rondom COVID-19 na? De auteurs vinden dit geen logisch antwoord: zij stellen dat wetenschap een endogeen proces is waarin een accumulatie van kennis een vliegwiel is voor meer kennis. En zo worden er nog wat andere mogelijke verklaringen door correcties afgeschoten. Drie belangrijke factoren die negatief geassocieerd zijn met innovatieve resultaten kwamen wel uit hun analyses: de diversiteit wordt minder (dunnere flinters van wetenschap worden gepubliceerd), er is meer citatie van eigen werk en de gemiddelde leeftijd van gepubliceerd werk neemt toe. Een mogelijke verklaring van de afname van vernieuwing, is de andere manier waarop wetenschap bedreven wordt. Teams worden groter en er komt meer nadruk op methodologie, waardoor er minder ruimte is voor ‘geniale eenlingen’ of nieuwe intuïties. Het is makkelijker vernieuwend te zijn als je methodes minder rigoureus zijn.
De auteurs komen met een opvallende oplossing om onderzoekers aan te zetten tot vernieuwing: Vrijuit lezen en je zo transdisciplinair mogelijk laten inspireren, bijvoorbeeld door een lange sabbatical te nemen. Twitteraars zeggen over het laatste, terecht, dat dat een luxe is die niet iedereen zich kan permitteren. Daarnaast noemen de auteurs dat er meer gestuurd moet worden op kwaliteit dan kwantiteit. Af van het ‘publish or perish’ principe. Nederlandse subsidieverstrekkers zoeken al naar manieren om dit te veranderen zoals met ‘Erkennen en Waarderen’ bij NWO.
In hoeverre het lam slaan van de wetenschap ook geldt voor de psychiatrie, laat de huidige studie niet zien. Intuïtief is dit artikel voor een psychiater in opleiding misschien niet verbazingwekkend: Vrijwel alle medicatie die we voorschrijven stamt uit de jaren 1980 tot 2000. Ja, (es)ketamine is een aanwinst, maar met een tot nu toe beperkte toepasbaarheid. Neuromodulatie zoals rTMS is een prachtige nieuwigheid maar mogelijke publicatiebias en gebrek aan lange termijnstudies staan klinische implementatie nog in de weg. Psychotherapieën zijn verfijnd, uitgebreid en vernieuwd, maar hebben nog niet duidelijk geleid tot meer succes, en bovendien bouwen ze voort op of zijn het eclectische syntheses van tientallen jaren oude theorieën. Beloftes over de ‘age of the brain’ zijn (nog) niet waargemaakt. We tasten nog steeds in het duister over de exacte oorzaak van psychische aandoeningen. De pessimist zou zeggen: we rommelen heel wat aan in de marge en er is weinig nieuws onder de zon. De optimist zoekt naar strohalmen en probeert de dingen die we wel uit wetenschappelijke doorbraken hebben geleerd te begrijpen in verhouding tot elkaar en te optimaliseren. Deze nieuwe studie kan voor onderzoekers en clinici dienen als een inspiratiebron, om actief nieuwe paden in te slaan. Zo zou je je kunnen voornemen om elk vijfde onderzoeksproject zo vergezocht en ambitieus mogelijk op te zetten, of vraag een beurs aan voor een risicovol project. En neem het ‘Spinvis’ advies ter harte: ‘Reis ver, drink wijn, denk na, kom terug.’
Besproken artikel: Park, M., Leahey, E. & Funk, R.J. Papers and patents are becoming less disruptive over time. Nature 613, 138–144 (2023). https://doi.org/10.1038/s41586-022-05543-x