Introductie
Bij de behandeling van de paniekstoornis wordt medicatie en psychotherapie veelal op dezelfde lijn geplaatst. Voor medicatie gaat het om SSRI’s, voor psychotherapie gaat het om cognitieve gedragstherapie (CGT). Onderzoek naar psychotherapie heeft als nadeel dat wat de een CGT noemt niet hetzelfde is in een andere studie.. Onderzoek naar de effectiviteit van specifiek CGT modules bij paniekstoornis was tot nu toe relatief onbestaande.
Onderzoeksvraag
Welke specifieke CGT module zijn effectief bij de behandeling van paniekstoornis?
Methodologie
Het artikel beschrijft de meta-analyse van 72 RCT’s (n= 4064) waarbij verschillende vormen van CGT onderling en met een psychotherapeutische controlebehandeling werden vergeleken bij patiënten met paniekstoornis (met en zonder agorafobie). Vervolgens werd er gekeken naar de effectiviteit van de specifieke componenten van de CGT therapieën met name psychologische ondersteuning, psycho-educatie, ademhalingsoefeningen, spierrelaxatie, cognitieve restructurering, interoceptieve exposure (denk aan hyperventilatie test), in vivo blootstelling, virtuele blootstelling, derde-golf-methodes zoals mindfulness, online interventies en zelfhulptechnieken. Medicamenteuze behandeling werd toegestaan zolang er geen grote verschillen waren in het gebruik ervan tijdens de originele studie zelf. De belangrijkste outcome was de remissie van de paniekstoornis (PDSS score onder de 7).
Belangrijkste resultaten
Alle componenten waren effectiever dan wachtlijst interventie. De kans op remissie verhoogde bij gebruik van modules zoals derde-golf-componenten, interoceptieve blootstelling, face-to-face interventie en cognitieve restructurering. De kans op remissie verlaagde terwijl individuele componenten zoals placebo, ademhalingstechnieken, spierontspanning, psycho-educatie, psychologische ondersteuning, in-vivo blootstelling en bij virtuele blootstelling. Het meest effectieve programma bestond uit de combinatie van face-to-face interventie, placebo, psycho-educatie, psychologische ondersteuning, cognitieve restructurering en interoceptieve blootstelling. Het minst effectieve programma bestond uit de modules placebo, psycho-educatie, psychologische ondersteuning, ademhalingstechnieken, spierontspanning, in-vivo blootstelling en virtuele blootstelling. De odds-ratio tussen deze programma’s bedroeg maar liefst 7.69 (1.75-33.33) wat neerkomt op een 7-maal verhoogde effectiviteit tussen die twee programma’s.
Bespreking
De literatuur was reeds duidelijk omtrent de effectiviteit van CGT psychotherapie bij paniekstoornis maar deze studie geeft meer inzicht welke CGT module er de kans op remissie verhoogde of verlaagde. Dit maakt het mogelijk om behandelprogramma’s te verfijnen en aan te passen aan de praktijk met snellere, toegankelijkere en goedkopere behandelingen als gevolg. Een belangrijk nadeel is dat deze studie te weinig power had om interactie tussen de modules te onderzoeken (is cognitieve restructurering effectiever in face-to-face settings dan bij virtuele blootstelling; zijn ademhalingsoefeningen nuttiger bij interoceptieve blootstelling dan bij in-vivo blootstelling).
Referentie
Pompoli A et al. Dismantling cognitive-behaviour therapy for panic disorder: A systematic review and component network meta-analysis. Psychol Med 2018 Jan 25 (open acces)