De invloed van depressie op de levensverwachting

man vragen

man vragen

Wat patiënten, naasten en behandelaren al een tijd lang wisten, dringt nu ook door in de echelons van de beleidsmakers; een depressie is een veelvoorkomende rotziekte, en bestrijding is letterlijk van levensbelang. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorspelt dat depressie in 2030 ‘volksziekte nummer één’ is, dus nog boven bijvoorbeeld hart- en vaatziekten of diabetes. In Nederland maken zo’n 800.000 Nederlanders in hun leven minstens één keer een depressie door, en bekend is ook dat elke depressieve episode het risico op een volgende depressie vergroot (Burcusa et al. 2007). De Engelsen noemen dit ‘kindling’, brandhout, waarbij een depressie diep van binnen kan blijven smeulen en zo weer op kan laaien tot een volwaardige brand. De taak aan de psychiater en andere behandelaren om te helpen de brand te blussen, en om de omstandigheden zo te beïnvloeden dat het smeulende vuurtje niet opnieuw wordt aangewakkerd. De gevolgen van een depressie zijn namelijk legio; een depressie kan zeer invaliderend zijn en trekt een zware wissel op zowel patiënten als naasten. Het hersteltraject is vaak langdurig, met grote sociale, maatschappelijke en financiële gevolgen. 

 

Uit vele onderzoeken blijkt ook dat mensen met een psychiatrische stoornis een algeheel slechtere gezondheid hebben (Evans et al. 2005). Dit komt bijvoorbeeld door leefstijlfactoren, zoals een hogere prevalentie van roken en een minder fysieke beweging. Een psychiatrische stoornis is daarnaast gecorreleerd aan een lagere sociaal-economische status (Muntaner et al. 2004), wat ook weer op vele manieren gerelateerd is aan een slechtere gezondheid (zoals minder financiële middelen voor gezonde keuzes, of chronische stress over basale levensbehoeften zoals inkomen, huisvesting en eten). Als laatste kan er sprake zijn van een gedeelde aanleg voor zowel psychiatrische als somatische aandoeningen, zoals de gedeelde genetische aanleg voor zowel metabool syndroom als depressies (Milaneschi et al. 2017). De brede schade die een depressie kan aanrichten werd al beschreven door Mykletun et al. (2007), die vonden dat een depressie de mortaliteit verhoogde voor alle belangrijke doodsoorzaken, dus niet alleen via suïcidaliteit.

Dat een depressie ongezond voor je is is bekend, maar nog weinig onderzocht is of er ook sprake is van een cumulatief effect; oftewel, is de verhoogde mortaliteit nog gecorreleerd aan het aantal dagen dat iemand een depressie doormaakt? Archer et al. (2020) vroegen zich dit ook af, en in april 2020 verscheen in JAMA Psychiatry een artikel waarin ze antwoord proberen te geven op deze vraag. 

 

 

Hoe werd dit onderzocht?

De onderzoekers hebben data verzameld uit een grote Britse cohortstudie, de MRC National Survey of Health and Development (N=5362). De metingen bij dit populatiecohort zijn in 1946 begonnen, en sindsdien zijn er 24 metingen gedaan. Inclusiecriteria waren overleden respondenten met gegevens over hun stemming op tenminste drie tijdsmomenten. Van deze respondenten is gekeken of een hogere prevalentie van depressieve symptomen gecorreleerd was aan de leeftijd van overlijden. In de studie waren vier momenten waarop affectieve symptomen werden gemeten: in de leeftijd van 13-15 jaar, 36 jaar, 43 jaar en 53 jaar. De onderzoekers stelden de diagnose (vermoedelijk) klinische depressie, wanneer respondenten in het hoogste 16e percentiel vielen. Respondenten die zich hadden gesuïcideerd werden geëxcludeerd; in attritieanalyse werd gevonden dat dit geen verschil maakte voor de resultaten (in lijn met de literatuur).

 

Wat zijn de belangrijkste resultaten?

Er konden 235 respondenten worden geïncludeerd. Vergeleken met mensen die nooit een depressie hadden gehad, was er een oversterfte en deze liep op naarmate mensen op meer meetmomenten een depressie hadden. Eén depressieve periode tijdens de metingen gaf een oversterfte van 76%, twee depressieve episoden gaven 87% oversterfte, en bij een depressie op drie meetmomenten was de oversterfte zelfs 134%. De auteurs vonden verder dat de oversterfte zelfs 94% was, wanneer de enige depressieve periode tijdens de leeftijd van 13-15 jaar was.

De auteurs hebben verder gekeken naar mogelijke verklarende factoren voor de oversterfte. Ze vonden vooral correlaties tussen veel affectieve symptomen, en algemene gezondheidsindicatoren en gedrag. Respondenten die hoog scoorden op affectieve symptomen hadden de meeste somatische comorbiditeit, het hoogste gebruik van antidepressiva en anxiolytica, scoorden het laagst op longfunctie en fysieke activiteit, rookten vaker, en vielen vaker in een lage sociaal economische klasse.

 

Wat betekent dit nu?

Deze boodschap is niet nieuw, niet verbazend, wel belangrijk. Een depressie kan je op achterstand zetten in het leven, vaak door een kluwen van psychiatrische klachten, somatische problematiek, een ongezondere leefstijl, een lagere sociaal-economische status, en niet zelden ook nog iatrogene schade. Oog hebben voor deze knoop is op meerdere niveaus belangrijk. Ten eerste is het moeilijk om uit een depressie te komen wanneer factoren als geldzorgen en een slechte lichamelijke gezondheid de depressie onderhouden. Daarnaast vormen al deze klinische en omgevingsfactoren een risico voor een nieuwe depressie. Elke dag met een depressie is een lijdensweg en verkort bovendien de levensduur, dus goede behandeling en preventie is van groot belang. 

Een nadeel van deze studie is dat er vier meetpunten voor depressie waren, niet genoeg om depressie over de gehele levensfase goed te kunnen dekken. Verder zijn de metingen in de adolescentie gestart maar niet doorgegaan tot (ver) in de oudere leeftijd, waardoor geen uitspraken gedaan kunnen worden over de gevolgen van late-onset depressie op de mortaliteit. Echter, over een periode van 40 jaar wordt een duidelijke oversterfte gezien, in lijn met eerdere literatuur en nu geboekstaafd door een studie met een langdurige follow-up. De belangrijkste boodschap van dit artikel is dan ook; heb altijd oog voor de algemene gezondheid en maatschappelijke positie van de patiënt tegenover je in de spreekkamer. Een depressie behandelen is namelijk ook iemand motiveren tot leefstijlverandering. Het is ook oog hebben voor de algemene gezondheid van de patiënt en sociaal-economische stressoren. Een psychiater moet zo nodig verwijzen naar een plek waar iemand geholpen kan worden met papieren, met geldzorgen, met alle dingen waar een psychiater niet voor is opgeleid, maar die een depressie wel in stand kunnen houden. Want wat zou het mooi zijn als de bekende, beruchte mortaliteitscijfers van ‘onze’ patiënten uiteindelijk naar die van de gemiddelde populatie gaan kruipen, en levensverwachting niet meer zo alarmerend samenhangt met een psychiatrische diagnose. 

 

 

Referenties

Archer G, Kuh D, Hotopf M, et al. Association between lifetime affective symptoms and premature mortality. JAMA Psychiatry 2020;77:1-8

Burcusa SL, Iacono WG. Risk for recurrence in depression. Clin Psychol Rev. 2008;27:959-985

Evans DL, Charney DS, Lewis L, et al. Mood disorders in the medically ill: scientific review and recommendations. Biol Psychiatry 2005;58:175-189

Milaneschi Y, Lamers F, Peyrot WJ, et al. Genetic association of major depression with atypical features and obesity-related immunometabolic dysregulations. JAMA Psychiatry 2017;74:1214-1225

Muntaner C, Eaton WW, Miech R, O’Campo P. Socioeconomic position and major mental disorders. Epidemiologic Reviews 2004;26:53-62

Mykletun A, Bjerkeset O, Dewey M, et al. Anxiety, depression, and cause-specific mortality: the HUNT study. Psychosomatic Medicine 2007;69:323-331

Geschreven door:

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Ontvang maandelijks een update over de nieuwste artikelen van De jonge psychiater

Gerelateerde artikelen
Opmerking
Opmerking
Hoe zou je deze pagina willen beoordelen?
Heb je een opbouwende opmerking?
Volgende
Laat je e-mailadres achter als we contact met je mogen opnemen over je feedback
Terug
Inzenden
Bedankt voor het achterlaten van je opmerking!