Yoeki Meijer is ANIOS psychiatrie en Frank Gerritse is psychiater, beiden zijn werkzaam in het Tergooi MC.
De ziekteangststoornis, voorheen hypochondrie, is een stoornis die in de ggz weinig gezien dan wel gediagnosticeerd wordt, laat staan behandeld wordt. De schattingen over de prevalentie van de ziekteangststoornis in de algemene populatie liggen echter tussen de 1 en 5%, ongeveer twee- tot tienmaal zo hoog als die van diabetes type 1 (0,5-0,6%)[1], en in de setting van het ziekenhuis zou zelfs sprake zijn van een prevalentie van ongeveer 20% [2]. Binnen de ziekenhuispsychiatrie wordt de ziekteangststoornis dan ook vrij geregeld gezien. Er is dus sprake van onderdiagnostiek, wat mogelijk voortkomt uit stigmatisering waardoor patiënten geen hulp zoeken, beperkte herkenning bij professionals en/of de overtuiging dat de stoornis ondergeschikt is aan andere, verondersteld ernstigere psychiatrische beelden. De ziekteangststoornis gaat echter vaak gepaard met een hoge zorgconsumptie, waarbij iatrogene schade op de loer ligt. Hoewel gedacht kan worden dat hoge zorgconsumptie leidt tot vroege detectie van ziekte en daarmee dus tot een afname van mortaliteit, zijn er ook redenen om te denken dat de mortaliteit onder patiënten met een ziekteangststoornis juist hoger is. Zo kan hevige ziekteangst ertoe leiden dat patiënten zorgverleners mijden en is chronische angst geassocieerd met een grotere kans op hart- en vaatziekten. Bovendien is het onbekend hoe vaak een ziekteangststoornis leidt tot suïcide. Het doel van dit onderzoek is om de mortaliteit en de oorzaken van mortaliteit bij ziekteangststoornis in kaart te brengen.
Onderzoeksvraag
Wat zijn de algemene en specifieke doodsoorzaken binnen een groot cohort van personen met ziekteangststoornis en hoe vaak komen deze voor?
Hoe werd dit onderzocht?
In een Zweeds cohortonderzoek zijn (tussen 01-01-1997 en 31-12-2020) 4.129 individuen met een gestelde diagnose van ziekteangststoornis (ICD-10) geïncludeerd uit het Nationaal Patiënt Register en gekoppeld aan 41.290 demografisch gematchte controlepatiënten. Individuen met diagnoses van dysmorfofobie (stoornis in de lichaamsbeleving) gedurende dezelfde periode werden geëxcludeerd. Algemene en specifieke sterfteoorzaken uit het Register van Oorzaken van Overlijden werden gekoppeld aan deze gegevens. Covariaten omvatten geboortejaar, geslacht, provincie van verblijf, geboorteland (Zweden vs. buitenland), laatst geregistreerde opleiding, burgerlijke staat, gezinsinkomen en levenslange psychiatrische comorbiditeiten. Time to event analyses werden gebruikt om de hazard ratio’s (HR’s) en 95% betrouwbaarheidsintervallen (CI’s) van algemene en specifieke sterfteoorzaken te schatten.
Belangrijkste resultaten
Van de 4129 personen met hypochondrie was 56,7% vrouw en de mediane leeftijd bij eerste diagnose was 34,5 jaar. In de onderzoeksperiode overleden 268 individuen met ziekteangststoornis en 1761 controlepatiënten, wat respectievelijk neerkomt op 8,5 en 5,5 per 1000 persoonsjaren. Gecorrigeerd voor sociodemografische variabelen, werd een verhoogde mate van algemene sterfte waargenomen onder personen met ziekteangststoornis (HR 1,69; 95% CI 1,47-1,93). Dit gold zowel voor natuurlijke (HR 1,60; 95% CI 1,38-1,85) als onnatuurlijke (HR 2,43; 95% CI 1,61-3,68) doodsoorzaken. De meeste sterfgevallen door onnatuurlijke oorzaken werden toegeschreven aan suïcide (HR 4,14; 95% CI 2,44-7,03). Na correctie voor psychiatrische comorbiditeiten bleef er sprake van een significant verhoogde algemene sterfte en een significant verhoogd aantal sterfgevallen door natuurlijke oorzaken onder personen met ziekteangststoornis. Het risico op overlijden door suïcide onder personen met ziekteangststoornis was niet meer significant verhoogd na correctie voor depressie en angst-gerelateerde stoornissen.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Dit Zweedse onderzoek suggereert dat patiënten met een ziekteangststoornis een verhoogd risico hebben op overlijden door zowel natuurlijke oorzaken als door suïcide. Er is dus sprake van een paradox: de hevige angst voor ziekte en de dood die patiënten met een ziekteangststoornis ervaren werkt niet beschermend, maar verhoogt juist het risico op overlijden. Volgens dit onderzoek betreft het bovendien vaak doodsoorzaken die als ‘te voorkomen’ kunnen worden gezien, zoals hart- en vaatziekten en suïcide. Mogelijk is het risico op overlijden onder mensen met ziekteangststoornis zelfs nog hoger dan de uitkomsten van dit onderzoek laten zien, omdat er door de eerder genoemde onderdiagnostiek naar verwachting ook patiënten met ziekteangststoornis in de controlegroep zitten. Het onderzoek heeft ook nog een aantal andere beperkingen, zo is niet gecorrigeerd voor somatoforme stoornissen, is het niet duidelijk of alle doodsoorzaken die als suïcide zijn geregistreerd ook daadwerkelijk suïcide betroffen en is er pas aan het eind van de follow-up gecorrigeerd voor sociodemografische factoren, waardoor deze wellicht niet meer overeenkwamen met het moment van diagnosticeren. Ondanks deze beperkingen ondersteunen de bevindingen van dit onderzoek het idee dat de ziekteangststoornis een onterecht ondergeschoven kindje is in de psychiatrie en de uitkomsten laten zien dat het van belang is om lichamelijke klachten die patiënten met een ziekteangststoornis ervaren serieus te nemen. Bewustwording bij zorgverleners, verbeterde opsporing en de laagdrempelige toegang tot zorg moeten prioriteit krijgen om somatische comorbiditeit en suïcidaliteit en daarmee de verhoogde mortaliteit bij patiënten met een ziekteangststoornis te verminderen.
Besproken artikel
Mataix-Cols D, Isomura K, Sidorchuk A, et al. All-Cause and Cause-Specific Mortality Among Individuals With Hypochondriasis. JAMA Psychiatry. Published online December 13, 2023. doi:10.1001/jamapsychiatry.2023.4744
Referenties
Hannah, K., Marie, K., Olaf, H. et al. The global economic burden of health anxiety/hypochondriasis- a systematic review. BMC Public Health 23, 2237 (2023). https://doi.org/10.1186/s12889-023-17159-5
Tyrer P, Cooper S, Crafword M, et al. Prevalence of health anxiety problems in medical clinics. Journal of Psychosomatic Research. Published online September 13, 2011. doi: 10.1016/j.jpsychores.2011.07.004