Tijdens het afgelopen Voorjaarscongres interviewde Coen Verbraak onze staatsecretaris van Volksgezondheid Paul Blokhuis. Het is niet zonder reden dat Blokhuis naar ‘ons’ congres kwam. Opvallend is, zeker voor een politicus, hoe betrokken hij altijd is bij de GGZ. Tijdens interviews valt altijd op dat hij ‘hart’ heeft voor de psychiatrische patiënt. Het was een leuk en goed interview en er zat meer over het congresthema ‘psychiatrie van de toekomst’ in verborgen dan men op het eerste gezicht zou denken, namelijk over E-health.
In dit interview kwam Blokhuis met een bijzonder openhartig en persoonlijk verhaal over het verlies van zijn dochter Julia. Hij bracht dit met zoveel kalmte en beheersing dat je geen psychiater hoefde te zijn om de discrepantie tussen presentatie en inhoud op te merken. Blokhuis vertelde dat hij zich bewust was van die kalmte maar dat hij nog iedere dag een traan laat om het verlies. Nu is beheersing een van de belangrijkste kwaliteiten van een goed politicus. Ik was echter verbaasd hoe rustig Blokhuis bleef en dan ga je als psychiater toch zoeken naar dingen die de onderliggende emotie verraden.
Op het scherm in de zaal was Blokhuis vanaf zijn navel omhoog in beeld zoals je dat ook vaak ziet bij videobellen bij E-health (zie foto). Niets in dat beeld verraadde zijn onderliggende emotie dus ging ik het interview vooral volgen door naar het podium te kijken en niet naar het scherm. Hij zat met rechte rug in zijn stoel, iets schuin naar voren gebogen, zijn handen in zijn schoot. En precies die handen,die op het scherm niet in beeld waren, verraadden die onderliggende emotie. Hoe beheerst zijn gezicht, zijn lichaamshouding en intonatie ook waren, zijn vingers friemelden voortdurend. De duim en wijsvinger van zijn linkerhand plukte aan de wijsvinger van zijn rechterhand. Ik dacht, misschien heeft hij een tic, een korstje of een muggenbult. Nadat het onderwerp over zijn dochter was afgesloten stopte het friemelen, telkens als dit onderwerp weer werd aangestipt begon het vrijwel direct om weer weg te ebben zodra er niet meer over gesproken werd.
Wat heeft deze ervaring nu met E-health te maken? Als ik alleen het beeldscherm zou hebben gehad dan had ik zijn gefriemel zeker gemist. Als dit in de praktijk gebeurt dan is dat zonde van die kostbare behandeltijd. Het is dus belangrijk om regelmatig de hele patiënt te kunnen zien om geen informatie te missen en een live en oprecht behandelcontact op te kunnen bouwen.
E-health is een mooie ontwikkeling die veel toekomst heeft. Patiënten kunnen vanachter hun computer behandeld worden door middel van chatten, online modules en beeldbellen. Vooralsnog wordt dit gecombineerd met reguliere ‘face-to-face’ contacten. Het is niet ondenkbaar dat die hoeveelheid ‘face-to-face’ contacten bij E-health in de toekomst minder zal worden. Daar is op zich niets mis mee en mogelijk wordt de wens om vanuit huis behandeld te worden van onze patiënten ook groter, met name bij de jongere generaties.
Laten we vooral doorgaan met E-health maar laat ons ook alert zijn op de valkuilen die daarbij voor ons mooie vak om de hoek komen kijken. E-health is ook in de psychiatrie een mooie ontwikkeling die we vooral verder moeten blijven ontwikkelen. Het kan een mooie toevoeging zijn voor ons en onze patiënten. Daarom denk ik dat er nog veel toekomst is voor E-health en hoop ik dat het in de toekomst meer wordt toegepast. We zullen als psychiaters wel moeten waken voor de valkuilen waardoor we essentiële dingen zoals het gefriemel bij Blokhuis niet missen. Het zijn tenslotte de kleine dingen die het doen.