Eén van de vele dingen die me in het begin van mijn opleiding naar psychiatrie trokken, was hoezeer de ziektebeelden waarmee we in aanraking komen tot de verbeelding spreken. Een man die plots besluit dat hij de tweede komst van Christus is en zijn eigen religie begint te creëren, of een vrouw die gezellig keuvelt met mensen die enkel zij kan zien en daar de grootste pret mee beleeft. Vaak komen we ook hele donkere kanten tegen, zoals een jonge vrouw die al sinds haar kindertijd het gevoel heeft niet in de wereld te passen en eigenlijk gewoon dood wilt zijn. Of een man die zijn familie is kwijtgeraakt en zijn redding zoekt in de trage dood van alcoholvergiftiging. Hoe kunnen we deze mensen begrijpen zonder in hun hoofd te zitten? Welke inzichten gaan we werkelijk halen uit de diagnostische criteria voor OCS of psychose?
Niet leren maar beleven
Vaak heb ik het gevoel dat romans mij meer hebben geleerdover psychiatrie dan de opleiding geneeskunde die ik heb mogen genieten. Om te begrijpen wat het is om bijvoorbeeld een depressie te hebben, ben je beter af met een boek als The Bell Jar van Sylvia Plath dan met een handboek psychiatrie. En in plaats van enkel te leren overde impact van psychofarmaca, kan je ook Little & Lion lezen van Brandy Colbert, die haar bipolaire personage er het volgende over laat zeggen:
“I hate that I feel like nothing good is ever going to happen to me again. And that sometimes I don’t really feel like anything at all.”
Boeken bieden een uniek standpunt, een manier om een aandoening te beleven in plaats van er enkel over te leren. Kijk bijvoorbeeld naar Paolo Giordano, die met zijn melancholische pennenstreek in de huid kruipt van een meisje met een eetstoornis in De Eenzaamheid van de Priemgetallen.Of naar Hannah Green, die je in haar boek I Never Promised You A Rose Garden laat verdwalen in het hoofd van een vrouw met schizofrenie en je meetrekt in haar jarenlange strijd om terug naar de werkelijkheid te geraken.
Romanszetten de deur open naarde wereld van de auteur, geven ons toegang tothet hoofd van hunpersonages. Ze helpen ons dingen te begrijpen die we niet zomaar als observator kunnen bevatten. Ik zal nooit weten hoe het is om een autismespectrumstoornis te hebben, maar na het lezen van The Curious Incident of the Dog in the Night – Timevan Mark Haddon of Extremely Loud and Incredibly Close van Jonathan Safran Foer had ik wel het gevoel dat er een tipje van de sluier werd opgelicht.
Elke persoon beleeft een bepaalde ziekte tenslotte op een andere manier en het zou onmogelijk zijn om ieders verhaal te includeren. Het is dan ook die dichterlijke vrijheid waardoor fictie zo’n macht krijgt. Je hoeft niet allesomvattend te werken in een boek. Maar dat tipje van de sluier, daar gaat het juist om.
De psychiatrie in onszelf
Het bijzondere aan het vak psychiatrie is voor mij ook dat de aandoeningen waarmee we in aanraking komen zich onvermijdelijk vermengen met ons eigen leven en dat van de mensen om ons heen. We zien depressie en denken: dat had ik kunnen zijn als ik zulke dingen had meegemaakt. We zien psychose en laten ons soms even gaan in de fantastische wereld die gecreëerd wordt. We zien bepaalde persoonlijkheidsstoornissen en denken: zo ken ik er in mijn vriendenkring ook wel eentje.
Het is onmogelijk om psychiatrie los te koppelenvan wat het betekent om mens te zijn. Vaak zijn de ziekteswaarover we praten slechts extreme vormen van emoties en gedragingen die we juist als inherent menselijk beschouwen. In veel gevallen gaat het niet om het eradiceren van de symptomen, maar om het leren omgaan met dingen die een deel uitmaken van wie we zijn.
Omdat je op zo’n menselijk niveau bezig bent, zie je ook wel eens de lijnen vervagen tussen therapeuten en patiënten. Erik Rozing geeft dit op mooie manier weer in zijn boek De Psychiater en het Meisje waarin hij de groeiend ongepaste relatie schetst tussen een psychiater in opleiding en een borderline-patiënte.
Sommige auteurs gaan dan weer erg ver in hun queeste om in het hoofd van iemand met mentale problemen te kruipen. Ken Kesey, die One Flew Over the Cuckoo’s Nest schreef, deed dit bijvoorbeeld voornamelijk onder invloed van Peyote en baseerde zijn boek op zijn eigen ervaringen als proefkonijn voor experimentele LSD behandelingen in de jaren 60 en 70.Het resultaat is een erg indringend boek en een geweldige film, maar ik zou het toch niet aanraden als werkmethode.
Een schrijvend leven
Voor hulpverleners kan schrijven ook erg therapeutisch werken. We komen op dagelijkse basis in contact met menselijk lijden en moeten daarom een manier moeten vinden om daarmee om te gaan zonder ons gevoel voorempathie te verliezen. Hoe kan dat beter dan je fantasie de vrijeloop te laten gaan? Fictie schrijven kan soms moeilijke gevoelens helpen verwoorden omdat we nu eenmaal niet aan feiten gebonden zijn. Het is de vrijheid om je creativiteit zijn gang te laten gaan.
Bij sommigen is het ook een verderzetting van hun verlangen om mensen te helpen. De Nederlandse psychiater Menno Oosterhoff bijvoorbeeld schreef met Vals Alarm een openhartig maar ook wetenschappelijk boek over zijn eigen ervaringen als iemand met een obsessief-compulsieve stoornis, in de hoop dat anderen uit zijn ervaringen zouden kunnen leren. Geert Taghon, diensthoofd in de forensische jeugdpsychiatrie, hoopt mensen te sensibiliseren met zijn roman Skunk, waarin hij de destructieve levensloop van zovelen van zijn jeugdige patiënten tracht weer te geven. Minke Douwesz liet dan weer haar literaire talenten botvieren op enkele boeken die als hoofdpersonage een psychiater hadden, te beginnen met haar debuutroman Strikt.
Auteurs die schrijven over mentale problematieken geven hun lezers een uniek inzicht in vaak moeilijk te definiëren concepten. Maar ze schrijven vooral ook voor zichzelf. Mentale aandoeningen zijn tenslotte onlosmakelijkverbonden met de personen die eronder lijden. En dat roept de vraag op: wat als de medicatie en de therapie hunwerk beginnen te doen? De symptomen kunnen misschien verminderen, maar de persoon erachter blijft onvermijdelijk veranderd achter. Er moet terug op zoek worden gegaan naar eeneigen identiteit, naar wat het betekent om jezelf te zijn zonder de gevoelens die vaak al zo lang aanwezig waren. En dat alles met de wetenschap dat herval steeds een mogelijkheid is, dat die inherente kwetsbaarheid nooit zal weggaan.
Is het dan verwonderlijk dat veel patiënten zich naar het geschreven woord keren? Dat ze hun ervaringen gaan opschrijven, of personages creëren die dezelfde dingen hebben meegemaakt? Schrijven is soms ook orde trachten te scheppen in de chaos, een waarom te zoeken in alles dat hen overkomen is.
Myrthe Van der Meer, die ondertussen al meerdere boeken uitbracht, kwam als jonge vrouw op een psychiatrische afdeling terecht en schreef naar aanleiding daarvan haar debuutroman, PAAZ, om haar ervaringen te kunnen delen met anderen. Ned Vizzini, auteur van de verfilmde roman It’s Kind of a Funny Story, baseerde zijn boek ook op zijn eigen ervaringen als jonge twintiger op een gesloten opnameafdeling.
Deze boeken trachten ons te doen stilstaan bij een essentiële gedachte: het kan iedereen overkomen. We zijn allemaal kwetsbaar, omdat we allemaal mensen zijn. En we moeten leren zorgen voor onszelf. Dat is in mijn ogen debelangrijkste boodschap die deze auteurs willen meedragen, door hun eigen ervaringen op een hele intieme manier te delen. Omdat zij weten hoe confronterend het kan zijn om plots in dat hokje “mentaal ziek” geduwd te worden.
We kunnen psychiatrie nu eenmaal niet zo gemakkelijk vergelijken met de somatiek. Een gebroken bot is maar een klein deel van je lichaam, iets datje een tijdje veel pijn en ongemak bezorgt en dan beleefd terug geneest. Maar een depressie neemt je volledige lichaam over. Een psychose scheurt je weg van de realiteit dieje lichaam altijd gekend heeft. Een burn-out kan je op ruwe wijze doen beseffen dat je überhaupt een lichaam hebt. Bregje Hofstede beschrijft dit laatste op briljante wijze, terugblikkend op haar eigen burn-out, in De Herontdekking van het Lichaam.
“Mijn lichaam was iets wat mijn hoofd ronddroeg, hinderlijk traag overigens, en mijn pen vasthield, een noodzakelijk kwaad.”
Een lezend leven
Er zijn ontzettend veel titels die hier nog niet vermeld zijn, en het zou onmogelijk zijn om ze allemaal te includeren. Het enige wat mij nu nog rest is ieder die dit leest aan te sporen om nog eens een boek vast te pakken. Lees over de dingen die je tegenkomt, en ook liefst over een heleboel dingen die je nog nooit bent tegengekomen. Laat je meevoeren in een volstrekt nieuwewereld en laat je onbeschaamd beïnvloeden door de gedachten van een ander. Leef niet alleen je eigen leven, maar ook al die prachtige, triestige, spannende, hartverscheurende, moeilijke, liefdevolle literaire levens die op je liggen te wachten. Veel leesplezier.
Leeslijst:
Geef je eigen suggesties door op [email protected] @jongepsychiater
Boeken doorhulpverleners geschreven:
Strikt – Minke Douwesz
De Psychiater en het Meisje – Erik Rozing
Skunk – Geert Taghon
Vals Alarm – Menno Oosterhoff
Boeken door ervaringsdeskundigen geschreven:
PAAZ – Myrthe van der Meer
I Never Promised You a Rose Garden – Hannah Green
The Bell Jar – Sylvia Plath
Levens(p)licht – Wouter Van Peer
De Herontdekking van het Lichaam – Bregje Hofstede
Wat Geen Naam Heeft – Piedad Bonnett
It’s Kind of a Funny story – Ned Vizzini
Ben Ik Nou Gek, een Paniekroman – Saskia Oudshoorn
Nervous System – Jan Lars Jensen
Andere boeken over mentale aandoeningen:
All the Bright Places – Jennifer Niven
Extremely Loud and Incredibly Close – Jonathan Safran Foer
All the Ugly and Wonderful Things – Brynn Greenwood
The Perks of Being a Wallflower –Stephen Chbosky
The Curious Incident of the Dog In the NighTime – Mark Haddon
De Eenzaamheid van de Priemgetallen –PaoloGiordano
Room – Emma Donoghue
The Rest of Us Just Live Here -PatrickNess
We Were Liars – E. Lockhart
Made You Up – Francesca Zappia
History is All You Left Me – Adam Silvera
Little & Lion – Brandy Colbert
We Need to Talk About Kevin – Lionel Shriver
My Heart and Other Black Holes – Jasmine Warga
Een Hart van Steen – Renate Dorrestein