Geheel onbevooroordeeld was ik niet toen ik dit boek las. In de opleiding tot psychoanalytisch psychotherapeut, had ik al eens een cursus van Frans Schalkwijk over narcisme gevolgd. Dit was de eerste keer dat ik hoorde hoe je mensen met sterke narcistische kwetsbaarheid psychotherapeutisch zou kunnen behandelen. Ik weet niet meer wat ik daarvoor eigenlijk dacht, waarschijnlijk dat het ‘niet behandelbaar’ is. Ofwel: klachten als angst of depressie kunnen wel behandeld worden, maar de narcistische persoonlijkheidsstoornis zelf niet.
Vandaar dat ik benieuwd was naar dit boek getiteld ‘narcisme’. Het komt uit de reeks ‘Elementaire deeltjes’ van de Amsterdam University Press. Deze reeks heeft als oogmerk kennis uit allerlei wetenschapsgebieden toegankelijk te maken voor een breed publiek. Het boek is inderdaad goed leesbaar voor een leek, maar ook voor psychiaters valt er genoeg te leren.
In het eerste deel van dit boek wordt de term narcisme besproken, als scheldwoord, als ziekte en als adaptief fenomeen in onze samenleving. Iedereen die Donald Trump nog geen narcist heeft genoemd, mag zijn vinger opsteken. En ach wat, de gehele USA een narcistische samenleving. Selfies: narcistisch. Schalkwijk breekt een lans op te houden de term narcist als scheldwoord te gebruiken. Hij hekelt daarbij ook degene die het zegt over een ander. Het is minachtend anderen te pas en te onpas een narcist te noemen. Daarmee uiten we onze eigen superioriteit. Au, dat klopt. Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat, hoewel ik het eigenlijk bloedirritant vind menselijke eigenschappen te psychiatriseren (autist! borderliner!), ik het wel doe met de term narcist. En vaak genoeg vind ik mezelf dan inderdaad wél erg genuanceerd en in het bezit van een zeer realistisch zelf- en wereldbeeld.
In het bespreken van de glijdende schaal is misschien wel de belangrijkste boodschap van Schalkwijk: ‘Narcisme is geen prettige toestand van superioriteit, maar van ernstige kwetsbaarheid in de zelfwaardering, problemen met omgaan met emoties en in de omgang met anderen.’ Hij adviseert gewoon woorden als ijdel of zelfingenomen te gebruiken voor deze normale menselijke eigenschappen.
Het middengedeelte gaat over theoretische modellen en het diagnosticeren van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Over het herkennen van een narcistische persoonlijkheidsstoornis is best veel geschreven. Overigens zijn de DSM-criteria daarbij beperkt van steun. Hierin wordt alleen de verschijningsvorm van de openlijke narcist beschreven – ook voor een leek bijna niet te missen. Een beschrijving van de kwetsbaarheid die daaraan ten grondslag ligt ontbreekt. De verschijningsvorm van het meer bedekte, hypervigilante narcisme komt niet eens aan bod in de DSM.
Boeken over psychiatrische onderwerpen hebben soms de makke uitgebreid op het concept in te gaan, maar de behandeling er vervolgens beknopt van af te laten komen. In dit boek niet. Behandeling is mogelijk, maar vrijwel altijd langdurend en moeizaam, en ook dan ook nog zonder garantie op succes. Schalkwijk beschrijft interpersoonlijke dynamiek die een therapeutische relatie bemoeilijken. Voor patiënten met een narcistische persoonlijkheidsstoornis houdt verlangen naar een therapeut een schrikbeeld in. Het is angstig en beschamend zich afhankelijk te voelen van een therapeut. Empathie van de therapeut wordt daarom aangevoeld als vernederend. De behandeling is ook moeizaam, constateert Schalkwijk, omdat bij iedere succesvolle langdurige psychotherapie nederig stemmende emoties verdragen moeten gaan worden. En dit is juist moeilijk voor iemand met narcistische kwetsbaarheid. Het knappe vind ik dat Schalkwijk dergelijke nuchtere boodschappen, toch met een nieuwsgierige en optimistische inslag beschrijft.
In het boek zitten vele korte klinische vignetten. Zo omschrijft hij in het gedeelte over behandeling een mannelijke patiënt die na vier jaar welwillende inspanning en soms zwoegen van de therapeut zegt tijdens een sessie: ‘Dit is de éérste keer dat ik merk dat u met mij meeleeft.’ De onderliggende kwetsbaarheid van de patiënt, maar ook de verbazing als therapeut, komen naar voren. Een dergelijke opmerking van een patiënt leidt bij Schalkwijk eerder tot compassie voor hoe de patiënt kennelijk anderen beleeft, dan tot pessimisme. Deze houding lijkt mij ook noodzakelijk als je als therapeut een dergelijke behandeling aangaat, ook om de barre perioden te begrijpen en verdragen.
Het moge duidelijk zijn dat ik het boek een aanrader vind voor zowel nieuwsgierige leken als psychiaters. Lees het boek vooral als je jezelf ook betrapt anderen al te makkelijk als narcist te beschimpen of als je nieuwsgierig bent naar hoe een behandeling zou kunnen zijn.
Referentie
Elementaire deeltjes ‘Narcisme’
Frans Schalkwijk
Amsterdam University Press, 2018
148 pagina’s.