Met enige regelmaat spreek ik huisartsen die me verzoeken om een beoordeling van de wilsbekwaamheid. Ze doen me het verzoek bij patiënten die ‘afwijkend’ beslissen rondom een belangrijke behandelkeuze, die vaak ingrijpende gevolgen heeft. Vaak gaat het om patiënten met een (verleden van) een psychiatrische stoornis, maar ook de weigering van een belangrijke behandeling an sich kan een reden zijn om een psychiater te vragen mee te denken. Waar let je op tijdens zo’n beoordeling?
Op papier lijkt een wilsbekwaamheidsbeoordeling overzichtelijk en goed te volbrengen. Je let op het vermogen van de patiënt om de relevante informatie te kunnen begrijpen en waarderen, te kunnen redeneren en een consistente keuze te kunnen uiten3. Meer dan om de uitkomst (het besluit), gaat het om een beoordeling van het besluitvormingsproces. Er is een meetinstrument dat je hierbij kan ondersteunen, de MacCAT (de MacArthur Competence Assessment Tool). Maar wilsbekwaamheid houdt meer in dan cognitief kunnen redeneren, zo stelt de literatuur. Vele belangrijke levensbeslissingen maak je niet alleen op basis van rationele argumenten, maar ook op basis van emoties3. Je partnerkeuze bijvoorbeeld, is (hopelijk) niet alleen een cognitieve keuze geweest. Daarnaast speel het waarden perspectief een rol: kunnen de waarden van een patiënt –voortvloeiend uit psychiatrische ziekte- ‘pathologisch’ worden terwijl het besluitvormingsproces intact blijft? Als belangrijkste voorbeeld hierbij worden meisjes met anorexia nervosa genoemd, die weliswaar vaak niet beperkt zijn in hun cognitieve vermogens, maar een ‘niet-authentieke waarde’ nastreven die veroorzaakt wordt door een psychiatrische stoornis, zoals boven alles dun willen zijn2.
Wilsbekwaamheid gaat eigenlijk pas een rol spelen op het moment dat een patiënt niet wenst in te stemmen met een gebruikelijke en op de richtlijnen gebaseerde behandeling1. Hulpverleners zullen in eerste instantie proberen alsnog de medewerking van hun patiënt te verkrijgen. Als de patiënt ondanks aanhoudende pogingen van de hulpverlener toch de interventie blijft weigeren die noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, en ook de familie/wettelijk vertegenwoordiger ondersteunt de interventie, bepaalt de wilsbekwaamheid van de patiënt uiteindelijk of de behandeling wel of niet doorgezet wordt. Want een ‘ter zake’ wilsbekwame patiënt mag op basis van diens autonomie een behandeling weigeren.
In geval van wilsonbekwaamheid is het van belang er eerst alles aan te doen om de wilsbekwaamheid weer te herstellen voor zover dat mogelijk is2. Blijft de wilsonbekwaamheid bestaan, dan kan dwang verantwoord worden als dit bijdraagt aan een versterking van de positie van de patiënt op langere termijn. Op basis van de WGBO en in overleg met de wettelijk vertegenwoordiger kan de behandeling vervolgens onder dwang plaatsvinden. Wilsonbekwaamheid is geen vereiste om onder de BOPZ iemand gedwongen te behandelen. De wet BOPZ vereist hiervoor gevaar voortvloeiend uit een psychiatrische stoornis.
Ingewikkeld? Weest gerust: het wilsbekwaamheidsbegrip kan niet alleen in criteria gevat worden. Om tot een sluitende beoordeling van de wilsbekwaamheid te komen is de persoonlijke kennis van en betrokkenheid bij de individuele patiënt van het grootste belang. Een ‘intuïtieve sprong’ van de hulpverlener is daarom niet alleen geoorloofd maar ook noodzakelijk1.
Interesse? Lees verder:
- TvP: criteria voor wilsbekwaamheid: enkele valkuilen
- TvP: perspectieven op wilsbekwaamheid: cognitieve functies, emoties en waarden
- Medisch contact: wilsbekwaamheid is geen vaste toestand