…I’m just relayin’ what the voice in my head’s sayin’
Don’t shoot the messenger, I’m just friends with the
I’m friends with the monster that’s under my bed
Get along with the voices inside of my head
You’re trying to save me, stop holding your breath
And you think I’m crazy, yeah, you think I’m crazy…
(Lyrics ‘The Monster’, Eminem en Rihanna, 2013)
De stemmen in zijn hoofd lijken hem tot waanzin te drijven. Maar hoe maak je onderscheid tussen gedrag van Eminem zelf en gedrag dat de rapper uitvoert in opdracht van die stemmen in zijn hoofd, die van ‘het monster’? Doet Eminem enkel ‘crazy’ door dat monster? En kun je daarom stellen dat hij ‘slechts’ een boodschapper is, of blijft hij verantwoordelijk voor wat hij doet, ondanks de bevelen in zijn hoofd?
Het maken van zo’n soort afweging kan een belangrijk onderdeel zijn van een strafproces. Als iemand een ernstige misdaad pleegt, denk aan moord, dient zich vaak al snel de vraag aan of pleger een psychiatrische ziekte heeft. Deze vraag is relevant, want ze heeft grote invloed op de manier van straffen. Daarom moet de expertise van de psychiater – de psychiatrische ziekte – nauw aansluiten op die van de rechter – de strafmaat. Hoe werkt dat, en verloopt dat samenspel wel goed?
Hoe werkt dat?
Wanneer een verdachte voor de rechtbank moet verschijnen, kan de rechter een psycholoog of psychiater vragen voor een deskundig oordeel, geformuleerd in een rapportage pro Justitia. De rapporteur moet dan (onder andere) beoordelen of er tijdens het begaan van de misdaad sprake was van een psychische stoornis, en of dit leidt tot het advies om de misdaad ‘in verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen’. De rechter oordeelt hier uiteindelijk over, maar baseert dat oordeel (mede) op het advies van de rapporteur. Dit klinkt als een simpel samenspel, maar dat is het niet.
Probleem: psychiaters zijn geen rechters
De psycholoog of psychiater adviseert de rechter of het strafbare feit 1) wel, 2) niet of 3) gedeeltelijk toegerekend moet worden. Als het advies luidt om het strafbare feit wel toe te rekenen, dus als de rapporteurs iemand toerekeningsvatbaar achten, dan zal de rechter zelden TBS opleggen. Hiermee spreekt de rapporteur zich, weliswaar indirect, uit over de strafmaat. Door deze driepuntschaal is er dus het gevaar dat er weinig ruimte is voor de interpretatie van de rechter zelf, en bestaat het risico dat het advies van de rapporteur één op één vertaald wordt naar de strafmaat. En dat is discutabel, want in een democratische samenleving zoals de onze zijn het rechters die straffen – niet psychiaters of psychologen.
Vroeger beter?
Deze driepuntschaal bestond vroeger niet. Lange tijd gebruikten we een vijfpuntschaal om de mate van toerekeningsvatbaarheid te bepalen. Iemand was toerekeningsvatbaar, enigszins verminderd, verminderd of sterk verminderd toerekeningsvatbaar of iemand was ontoerekeningsvatbaar. Je zou zeggen dat dit het probleem gedeeltelijk oplost: de rapporteur geeft een genuanceerd advies en de rechter vertaalt dit naar de strafmaat.
Toch is hiermee de kous niet af. Deze schaal werd namelijk afgeschaft en vervangen door de huidige driepuntschaal vanwege een bezwaar. Dit bezwaar was dat de vijfpuntschaal een niet waar te maken nauwkeurigheid suggereerde, waardoor het risico bestond dat het advies minder betrouwbaar werd.
Het is ook nooit goed.
Buitenland
Veel buitenlandse rechtssystemen kennen – in tegenstelling tot het Nederlandse rechtssysteem – een specifieke juridischestandaard voor het bepalen van de (on)toerekeningsvatbaarheid. Dit houdt in dat er criteria zijn wanneer psychiatrische stoornissen tot een juridisch oordeel over ontoerekeningsvatbaarheid kunnen leiden. Psychiaters en psychologen leveren de medische gegevens die de criteria wel of niet ondersteunen, maar de rechter oordeelt over de ontoerekeningsvatbaarheid. Hiermee scheid je beide expertisen en voorkom je dus dat psychiaters of psychologen zich uiten over de strafmaat.
Klinkt mooi, maar ook aan deze oplossing kleeft een probleem. De criteria veronderstellen namelijk een zekere causaliteit tussen psychiatrische stoornissen en toerekeningsvatbaarheid. Hoe groter het causale aandeel van de psychiatrische stoornis op het delict, hoe minder de toerekeningsvatbaarheid. En deze vlieger gaat niet op.
Binnen de psychiatrie worden stoornissen namelijk niet per se gevat in causaliteit. Sociale, biologische en omgevingsfactoren kunnen van invloed zijn, en we weten vaak niet of er sprake is van een causale relatie of een correlatie. Soms weten we niet eens zeker ofer een relatie is.
Dus, de vertaling van psychiatrische stoornissen naar een juridisch oordeel blijft ingewikkeld, ook in het buitenland.
Toekomst
Zowel in de juridische als in de psychiatrische sfeer zijn er interessante ontwikkelingen, die mogelijk kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van een .beter gebalanceerd proces.
Zo werken Gerben Meynen en Tijs Kooijmans aan een voorstel voor een nieuwe, gedifferentieerde, juridische standaard voor toerekeningsvatbaarheid. Grof samengevat is in deze standaard een verdachte ontoerekeningsvatbaar als (1) een delict niet onder controle van zijn wil stond, als (2) iemand de handeling eigenlijk niet wilde uitvoeren, of als (3) iemand niet over de vermogens beschikte om de handeling en context ervan te begrijpen. Het ontbreekt echter nog aan (neuro) wetenschappelijke kennis om deze punten in de praktijk goed vast te stellen.
Daarbij doen Ko Hummelen en Diederik Aben onderzoek hoe juridische begrippen te vertalen zijn naar de psychiatrie, onder andere door de nadruk meer op (dys)functies dan op diagnosen te leggen. Ook dit concept is in de onderzoeksfase.
Kortom, onderzoek waarin strafrecht en psychiatrie samentot nieuwe inzichten komen is belangrijk, om te voorkomen dat professionals buiten de grenzen van hun expertise gaan. Alleen gebruik maken van inzichten van vroeger of uit het buitenland levert namelijk niet genoeg op. Of, zoals de al eerder geciteerde denker zegt:
that’s nothin’.
Meer weten? Zie:
Hummelen, K., & Aben, D. (2015). Functionele diagnostiek in plaats van een advies aangaande toerekeningsvatbaarheid. Expertise en Recht, 2015(5), 165-173.
Van Kuijck Y.A.J.M. (2015). Reactie I op ‘Functionele diagnostiek in plaats van een advies aangaande Toerekeningsvatbaarheid’. Expertise en Recht, 2015(5), 165-176
- Meynen, Mad or bad? Over de grenzen van de psychiatrie (oratie Tilburg), Tilburg: Tilburg University 2013
- Meynen, ‘Een juridische standaard voor ontoerekeningsvatbaarheid?’, NJB 2013/1300