De afgelopen jaren is er in wetenschappelijk onderzoek steeds meer aandacht voor sekseverschillen. Psychiater Thérèse van Amelsvoort betoogt in de Trouw1 dat dit onderwerp in de psychiatrie onderbelicht is en dat er te weinig oog is voor sekseverschillen.
Als jonge psychiaters leren we dat depressies en angststoornissen vaker bij vrouwen voorkomen en dat mannen vaker een psychose of een verslaving krijgen. Borderline is een typische persoonlijkheidsstoornis voor vrouwen en de antisociale persoonlijkheidsstoornis zien we vaker bij mannen. Nu rest echter de vraag of deze sekseverschillen er daadwerkelijk zijn of dat deze gebaseerd zijn op fouten in de diagnostiek, onze ideeën en verwachtingen over sekse of bepaald worden door het hulpzoekgedrag. Wellicht zoeken mannen bijvoorbeeld minder vaak hulp voor depressieve klachten omdat dit als ‘niet mannelijk’ wordt gezien. En herkennen we bepaalde klachten niet bij een patiënt vanwege de ideeën en verwachtingen die we hebben over het gedrag van mannen en vrouwen (genderstereotiep), zoals bijvoorbeeld dat meisjes nu eenmaal stiller zijn dan jongens. Hierdoor kunnen diagnoses over het hoofd worden gezien en patiënten de verkeerde behandeling krijgen2.
(Een mooi voorbeeld van onze genderstereotype verwachtingen vind ik het volgende raadsel: ‘Een vader en zoon zijn betrokken bij een auto-ongeluk. De vader overlijdt ter plekke en de zoon wordt per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Wanneer de zoon de operatiekamer wordt binnengereden, zegt de chirurg: “Ik kan deze jongen niet opereren – dit is mijn zoon”. Hoe kan dit?’.*)
Daarnaast is het zo dat veel psychofarmaca in klinische studies alleen getest is op mannen en we hierdoor weinig weten over de werking en bijwerkingen van psychofarmaca bij vrouwen. Longenecker et al.3 onderzocht participatie van vrouwen in schizofrenie onderzoek en vond een oververtegenwoordiging van mannen, zowel in epidemiologische als niet-epidemiologische studies. Qua schizofrenie incidentie wordt gezien dat er 1.4 mannen zijn op 1 vrouw, echter in niet-epidemiologische studies ziet men 1.94 mannen op 1 vrouw. De hypothese van de auteurs over de verklaring was dat vrouwen vaker dan mannen aanvankelijk de diagnose bipolaire stoornis krijgen en mogelijk minder vaak in klinische settingen verblijven, waar vaak het onderzoek plaatsvindt.
Ik denk dat het goed is om in de spreekkamer vaker stil te staan bij sekseverschillen en genderstereotype verwachtingen. Vraag jezelf eens af of je dezelfde diagnose had gesteld/behandeling had gegeven/suïcide risico-inschatting had gemaakt als de patiënt een ander geslacht had. Kijk daarnaast eens kritisch naar het onderzoek dat je leest en naar het percentage deelnemende vrouwen/mannen.
Op zoek naar meer verdieping in dit onderwerp? Kijk eens naar de boeken ‘Handboek psychopathologie bij vrouwen en mannen’ van o.a. Thérèse van Amelsvoort en ‘Het vrouwenbrein’ van Iris Sommer.
- van Hintum – M/V op de divan; waarom de psychiatrie te weinig oog heeft voor sekseverschillen – Trouw – 14 juni 2020
- Kunst et al. – Aandacht voor genderverschillen in het GGZ-gerelateerde onderwijs – Tijdschrift voor genderstudies – vol. 8 no. 4, 2015
- Longenecker et al. – Where Have All the Women Gone? Participant Gender in Epidemiological and Non-epidemiological Research of Schizophrenia -Schizophr Res. 2010 June ; 119(1-3): 240–245
* De chirurg was de moeder van de jongen.