Waarom dit onderzoek?
Naar verwachting zal de jaarprevalentie van dementie in de periode van 2015-2040 met 115% stijgen (bron: CBS). Ongeveer 65% van de mensen met dementie heeft de ziekte van Alzheimer. Gezien een genezende behandeling ontbreekt, is het belangrijk dat we meer te weten komen over hoe we Alzheimer kunnen voorkomen.
In dit kader wordt momenteel veel onderzoek verricht naar de risicofactoren van Mild Cognitive Impairment (MCI) en dementie. Eén van deze risicofactoren is het gebruik van anticholinergica (aCH). Hoewel er terughoudendheid wordt betracht, schrijven psychiaters bij ouderen met psychiatrische aandoeningen regelmatig psychofarmaca met, onder andere, een anticholinergische werking voor. Voorbeelden zijn tricyclische antidepressiva, clozapine, quetiapine, olanzapine, biperideen en promethazine.
Dierstudies laten zien dat door cholinerge deprivatie de vorming van ‘plaques en tangles’ en neurodegeneratie toeneemt in breinregio’s die kwetsbaar zijn voor Alzheimer. Dit kan er op wijzen dat aCH in interactie met Alzheimer risicofactoren leidt tot versnelde neurodegeneratie.
Onderzoeksvraag
Wat zijn de cognitieve gevolgen van het gebruik van medicatie met anticholinergische werking bij ouderen met een normale cognitie? En wat zijn de interactie-effecten tussen aCH en Alzheimer risicofactoren (o.a. genetisch en in cerebrospinale vloeistof)?
Hoe werd dit onderzocht?
Er werden 688 ouderen geïncludeerd met normaal cognitief functioneren uit het Noord-Amerikaanse cohort genaamd: Alzheimer’s Disease Neuroimaging Initiative. De gemiddelde leeftijd was 73,5 jaar; 49.6% was vrouw. Deelnemers werden met de ‘Anticholinergic Cognitive Burden (ACB) Scale’ ingedeeld in de groepen aCH- en aCH+. Als functie van aCH werd met cox-regressie het risico van progressie naar MCI over een 10-jaars periode geëvalueerd. Het effect op de cognitieve domeinen taal, aandacht en executief functioneren en geheugen werd apart onderzocht. Verder werden de interacties met Alzheimer pathologie beoordeeld (APOE ε4 genotype en CSF biomarkers).
Belangrijkste resultaten
Deelnemers die anticholinergica gebruikten (aCH+) hadden een hoger risico op progressie naar MCI (HR = 1.47, p = 0.02). Kijkend naar de ‘aCH x AD-risico’ interactie effecten had de groep (aCH+)( ε4+) een hoger risico (HR = 2.69, p<0.001) op MCI in vergelijking met de (aCH-)( ε4-) groep. Voor de (aCH+)(p-tau/Aβ+) groep werd een 4x hoger risico gezien ten opzichte van de (aCH-)(p-tau/Aβ-) groep (p=<0.001). Verder voorspelde aCH een significant sterkere afname van het geheugen (t = -2.35, p = 0.02) en de taal (t = -2.35, p = 0.02).
Hoe zal dit ons vak veranderen?
Anticholinergica zijn een bekende risicofactor voor versnelde cognitieve achteruitgang. Desondanks worden de cognitieve veranderingen van deze medicijnen op lange termijn vaak onderschat door clinici. Dit wordt mogelijk deels verklaard doordat resultaten van eerdere studies voornamelijk gebaseerd werden op steekproeven bestaande uit oudere mensen met relatief vergevorderde neurodegeneratie.
Dit onderzoek laat zien dat zelfs bij ‘cognitief gezonde’ ouderen het gebruik van anticholinergica het risico op zowel cognitieve achteruitgang (zoals geheugen en taal) als het ontwikkelen van MCI verhoogt. Voor psychiaters is het belangrijk zorgvuldig psychofarmaca te selecteren waarbij rekening gehouden dient te worden met (deels) anticholinerge werking en tijdig afbouw te bespreken indien mogelijk. Verder zal door goede samenwerking tussen de (ouderen)psychiater en de internist/geriater de kans op polyfarmacie van anticholinergica zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. Om het effect van het afbouwen van anticholinergica op de cognitie in kaart te brengen zijn ‘deprescribing studies’ nodig.
Referentie:
Weigand, A. J., Bondi, M. W., Thomas, K. R., Campbell, N. L., Galasko, D. R., Salmon, D. P., … & Alzheimer’s Disease Neuroimaging Initiative. (2020). Association of anticholinergic medications and AD biomarkers with incidence of MCI among cognitively normal older adults. Neurology, 95(16), e2295-e2304.