In deze rubriek “Proud to be Psy”, geïnspireerd op een term van Menno Oosterhoff, laten we iedere twee weken een (jonge) psychiater of AIOS/ASO aan het woord die 5 dezelfde vragen beantwoordt over zijn blik op de psychiatrie en de psychiater. We interviewen psychiaters (i.o.) die elk op zijn of haar manier bezig is om op een positieve manier bij te dragen aan ons vak. Dat kan zijn doordat hij of zij ontzettend goeie patiëntenzorg levert, iets te vertellen heeft over een (eind)referaat of onderzoek, een boeiend maatschappelijk evenement (mede) organiseert of een origineel idee heeft over de richting waarin de psychiatrie zich idealiter zou kunnen of moeten ontwikkelen.
5 Vragen aan.. Erik Rozing
1. Vertel eens, waar ben je allemaal mee bezig?
Sinds een aantal jaar werk ik als psychiater in Amsterdam in een ACT team van Mentrum. Daarnaast werk ik sinds kort bij PsyTrec, een instelling gespecialiseerd in ernstige PTSS. Met een intensief behandelprogramma van twee maal vier aaneengesloten dagen raken patiënten snel van hun klachten af en dat spreekt me erg aan. Trauma is een interessegebied en ik doe sinds een jaar of vijf regelmatig EMDR behandelingen en ben nu bezig met de registratie als EMDR practitioner. Naast mijn werk als psychiater ben ik bij Meulenhoff begin 2016 gedebuteerd met de roman “De psychiater en het meisje” en werk ik inmiddels aan een tweede roman.
2. Dat is heel wat! En waar ben je trots op?
De patiënten die ik ambulant bij het ACT behandel hebben vaak ernstige psychiatrische aandoeningen, al dan niet met een comorbide verslaving, waardoor het hen vaak niet lukt om hun woonruimte te behouden. Als je dan iets voor iemand kan betekenen en hij beschikt aan het einde van de behandeling ook weer over woonruimte is dat heel dankbaar werk. Verder geeft het veel voldoening om zelf patiënten te behandelen met EMDR. Het is een bijzondere therapie – en gelukkig ook bijzonder kortdurend en met snel resultaat, aangezien ik helaas niet altijd even geduldig ben als het op psychotherapie aankomt. Ik denk overigens dat het ook wel echt een meerwaarde heeft om als psychiater EMDR in je behandelarsenaal te hebben, zeker bij complexe patiënten die naast trauma bijvoorbeeld ook last hebben van een psychose zodat je de therapie indien nodig kunt combineren met medicatie.
Verder heeft mijn roman veel positieve reacties opgeleverd, zowel van collega’s als van mensen buiten de psychiatrie. Als ik bij lezers uit die laatste groep een bijdrage kan leveren aan een toenemende bekendheid met de psychiatrie en daarmee tot meer begrip en acceptatie van psychiatrische patiënten, dan maakt dat me erg blij. (Als doelgroep ben ik zeer geschikt voor dit item; het woord trots komt er nog niet zo makkelijk uit…)
3. Heb jij vertrouwen in de toekomst van de psychiatrie?
Ik denk dat er altijd wel psychiaters nodig zullen zijn, in die zin heb ik er vertrouwen in dat er altijd wel een plaats zal blijven voor de psychiatrie. Waar ik misschien wat minder vertrouwen in heb, is de mate waarin we zijn organisatorisch klaar zijn voor de strijd die er geleverd moet worden in de positionering binnen de GGZ en naar buiten toe in de onderhandelingen met de zorgverzekeraars en ten opzichte van het regeringsbeleid met telkens weer wetsvoorstellen van de minister van VWS waarvan wij én de psychiatrische patiënten de dupe dreigen te worden. Binnen veel instellingen is het niet meer vanzelfsprekend dat bestuurs- en managementfuncties door psychiaters worden ingevuld, waardoor de financiële en organisatorische belangen de overhand dreigen te krijgen ten koste van de behandelinhoudelijke. Afgaand op de tijd dat ik in een algemeen ziekenhuis werkte, heb ik de indruk dat andere specialisten zich wat dat betreft beter hebben georganiseerd. Dat geldt denk ik ook voor huisartsen die de afgelopen jaren met stevig actievoeren (‘Het Roer Moet Om’) een akkoord hebben bereikt met de zorgverzekeraars, waardoor de administratieve last wordt teruggedrongen en er meer tijd is voor de patient. Onze beroepsgroep zou ook gebaat zijn met een dergelijk akkoord (waardoor we minder tijd hoeven te besteden aan ROM en het volgen van steeds wisselende DBC spelregels) maar dat gaat er niet vanzelf komen.
4. Tot slot nog een laatste opmerking?
Ook al zijn de randvoorwaarden niet ideaal, denk ik dat we als psychiater – ook in vergelijking met andere specialisten – vaak heel veel voor onze patiënten kunnen betekenen.
5. En aan wie wil je het stokje doorgeven en waarom?
Aan Mario Braakman. Ik heb hem wel eens ontmoet, maar ken hem verder niet persoonlijk. Hij heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen PTSS en psychotische klachten, waarbij zijn bevindingen erop wijzen dat PTSS en psychose niet alleen los van elkaar kunnen bestaan, maar dat er ook zoiets is bestaat als PTSS met psychotische kenmerken. Voor mij was zijn onderzoek wel zo overtuigend dat ik het logisch had gevonden dat dit zich had vertaald naar een plek in de DSM 5, bijvoorbeeld als subtype van de PTSS. Ik ben erg benieuwd naar zijn kijk op de ontwikkelingen binnen ons vak.