Mijn collega psychiater Harm (M, 50 jaar, al een beetje uitgeblust) kijkt me met een schuin oog aan over zijn leesbril als ik hem vraag hoe hij zijn productietijd schrijft in het elektronisch patiëntendossier (EPD). We lunchen meestal even samen. Uit zijn oren en neus groeit iets te veel haar, waarvan ik me afvraag of zijn vrouw en kinderen het hem wel vertellen dat die haren daar groeien. Je hebt tenslotte mensen nodig die je feedback geven op je presentatie (zowel innerlijk als uiterlijk).
‘Natuurlijk heb ik mijn uren goed gedeclareerd in het EPD, zo weet ik zeker dat ik mijn 85% productietijd haal. Ik schrijf altijd 30 minuten voor een telefonisch contact, ook als ik een voicemail inspreek, en 60 minuten uitwerktijd als ik een intake heb gehad. Vooral die telefoontjes helpen me bij mijn productie. Ik plan het liefst zoveel mogelijk telefoontjes, die duren kort maar zijn toch weer 30 minuten productietijd. Manager blij, ik geen gezeik.’
Er is heus wat aan de hand in psychiatrieland. Hoe er met productietijden wordt omgesprongen vind ik exemplarisch voor waar de psychiatrie nu is beland. Soms zijn we meer bezig met het pleasen van onze managers dan onze patiënten. En het is niet eens zo gek. Het verwijst wat mij betreft naar iets fundamenteels in de psychiatrie (en ook in de politiek). Er is even behoefte aan een status quo. Op dit moment zijn de meeste psychiaters ernstig verandermoe, burn out van de doorgeduwde wijzigingen of simpelweg emotioneel uitgeput. En diegene die nog een beetje energie hadden, die zijn wegbezuinigd. Na jarenlange onderdrukking en de wekelijkse introductie van innovatieve organisatievormen willen psychiaters even niet te veel gezeik en gewoon het werk doen waar ze van houden: patiënten zien (voor zover dat nog bestaat na het uitdunnen van de meeste psychiatertaken en de versobering van de meest behandelprogramma’s).
Is dat eigenlijk wel goed, zo’n status quo? Want een instelling ‘laten we het bij het oude houden’ levert meestal geen koninklijke onderscheidingen op. Misschien is die instelling niet eens zo slecht, ook al roept het weerstand op om dat hier op te schrijven. Soms denk ik weleens dat het een instelling is die komt met de jaren, met het ouder worden. Als je een baan hebt en kinderen, dan hoef je misschien niet meer zoveel van het leven. Ben je dan tevreden met de status quo? Waarom zou je dan nog verbeteringen willen bewerkstelligen? Het gaat toch goed zo?
Intuïtief voelt het toch alsof het niet klopt. Als ik om me heen kijk zie ik nog steeds vooral bevlogen psychiaters die branden van ambitie, maar die door ‘het systeem’ een beetje murw zijn geslagen. Die passie was er vroeger zeker. Toen waren het hongerige tijgers. Maar nu zijn ze door het systeem veranderd in lethargische productiepoesjes. Natuurlijk, het is makkelijk om de schuld te externaliseren, maar misschien helpt het om eerst te rouwen om onze verloren identiteit, alvorens we ons weer kunnen oprichten tot trotse tijgers.
Mijn collega Harm heeft die passie nog steeds. Alleen niet in de instelling waar wij werken. Hij gaat altijd stipt om 17 uur naar huis, want daar heeft hij een eigen praktijk waar hij met tomeloze energie zijn patiënten beter maakt.